Al lang verkeert het vakantietoerisme in de greep van het economisch denken en sociologisch onderzoek. Op deze website wordt een gebalanceerder inzicht aangehouden: de toeristen zelf en hun ontmoeting met hun vakantiebestemming. De toeristen nemen wat hen aangereikt wordt en gebruiken dit voor hun eigen doeleinden; het zijn deze doeleinden die ons het meest interesseren en meer dan 25 artikelen op deze website gaan daar nu juist over: het toerisme van de toeristen.
Onder het hoofdje "Toerisme" is een nieuw artikel van mij toegevoegd over Klimaatsverandering (Juli 2020).
In februari 2020 heb ik een nieuw artikel toegevoegd in de rubriek "Toerisme" getiteld "Fenomenologie en het Toerisme".
Toerisme (1)
Topic: Toerisme (1)
Return to TopicsKlimaatsverandering
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
Klimaatsverandering: Mythes, Feiten en Vragen
Dit artikel werd in samenwerking met Drs. P. Dercksen, Drs. M.Th. Baayen en Ir. F.van Sluijs ontwikkeld en hun bijdrages hebben enorm geholpen aan de kwaliteit en inhoud ervan.
1. Inleiding
Het thema waar dit artikel over gaat betreft globale opwarming en klimaatsverandering in het algemeen en is ontstaan op grond van een verwarring door het enorme aantal gepubliceerde artikelen hierover met tegenstrijdige en tweeslachtige opinies. Verder zijn er bekritiseerde internationale verdragen over dit thema en verschillende theorieën met hun fervente aanhangers en vijanden, die ons alleen maar meer verwarren en ons doen afvragen, waar de wereld naartoe gaat.
De temperaturen van de atmosfeer gaan omhoog, wat de meerderheid van wetenschappers en experts in deze materie, politici en de gewone man allemaal gedurende de afgelopen 50 jaar hebben gemerkt, of zelfs langer geleden. Het klimaat verandert voortdurend en dit is een van de weinige zaken, waar we het eens over kunnen zijn van een verder heel verwarrende materie; echter het waarom van deze stijging en de vraag in hoeverre de mensheid in staat is de temperaturen in de atmosfeer te beïnvloeden door middel van een toe- of afname van CO2 opent opeens een wijde en vaak felle discussie.
Als onderdeel van een reeks gesprekken met kennisen van diverse achtergronden zijn wij tenslotte op de hamvraag aangeland die luidt: Hoe belangrijk is de rol van de mensheid in de klimaatsverandering? De speurtocht naar de antwoorden op deze vraag heeft geleid tot een onderzoek op het Internet over wat er over dit thema te vinden is en deze tocht heeft ons vele verrassingen bezorgd en zijn we op intriges gestuit, op gemanipuleer tot op het punt, dat het duidelijk werd dat er geen simpele verklaringen bestaan, noch eenvoudige oplossingen, maar wel dat het klimaatsysteem niet-lineair en chaotische is met terugkoppelingen, wat betekent, dat het bijna onmogelijk is zelfs maar het weer van morgen juist te voorspellen.
2. De belangrijkste thema’s waar we op gestuit zijn:
De hoofdthema’s waar we op gestuit zijn kunnen in vieren verdeeld worden en als volgt samengevat worden (tussen haakjes staan in blauw alleen de meest relevante ‘links’ aangegeven):
2.1 Het klimaat en globale opwarming
Het eerste thema is de opwarming van de aarde en om precies te zijn hoeveel die is, de ontwikkeling en het waarom ervan. Gedurende het Holoceen bij het aflopen van de laatste ijstijd (zo’n 12.000 jaar geleden) kwam de Aarde in een interglaciaal tijdperk terecht, waarbij temperaturen langzaam gingen stijgen, zonder echter een rechte lijn te volgen, maar met pieken en dalen (Paul A. Mayewski et al., 2004). Bijvoorbeeld in Europa waren er warmere periodes gedurende het Romeinse Rijk, daarna was er een kleine ijstijd tussen 1300-1400 en een paar pieken rond 1650, 1770 en 1850 (D.J. Easterbrook, 2016).
De factoren die aan de globale gemiddelde temperaturen bijdragen vormen een gecompliceerd geheel en hangen gedeeltelijk af van de relatie tussen de Zon en de Aarde. Hier kunnen de zonnevlekken genoemd worden, de veranderingen van de aardas tegenover de Zon, de thermale oceaanstromingen, reflectie van radiatie op het aardoppervlak en ook bijvoorbeeld de broeikasgassen. [FECYT Fundación Española para la Ciencia y la Tecnología, 2004.
Daarbij betreft het klimaat een non-linear chaotisch systeem met terugkoppelingen, dat door zijn hoge graad van ingewikkeldheid enigerlei voorspellingen bemoeilijkt; met andere woorden ontbreken er nog veel stukjes van deze ingewikkelde legpuzzel.
Wat wel duidelijk is, dat de variaties van de oppervlaktetemperaturen op Aarde en in de atmosfeer vele oorzaken hebben en niet alleen van CO2-concentraties afhankelijk zijn, maar ook gereguleerd worden door een reeks andere factoren, die als positieve of negatieve terugkoppeling kunnen dienen en waarvan de invloeden dus moeilijk in te schatten zijn. Bijvoorbeeld wordt de functie van waterdamp en van de wolken nog steeds uitgebreid onderzocht, wat ook het geval is bij de invloeden van ijs en sneeuw. Een heel ander voorbeeld is de rol die de oceanen spelen bij de warmtedistributie tussen de polen (de Atlantische stroming heet in het Engels Atlantic Meridional Overturning Circulation AMOC en dan is er de Pacific Decadal Oscillation PDO). De invloed van deze stromingen op het klimaat, de veranderingen van klimaatzones en op de polen zelf is blijbaar tot nu toe onderschat. Alhoewel er aan de polen hogere oppervlakte luchttemperaturen gemeten zijn, is dat in wezen niet het probleem, maar eerder de temperatuur van deze oceaanstroming, zoals gezien kan worden in deze bijdrage van Judith Curry in 2017.
En wat de oceanen betreft zijn er ook de fenomenen van El Niño en La Niña, die in sommige delen van de wereld een sterke invloed op het klimaat gehad hebben, zie onder andere Jacek Piskozub and Dorota Gutowska, 2014. De belangrijkste oorzaken voor temperatuursveranderingen en in het algemeen het gedrag van het klimaat zijn nog lang niet duidelijk. De gletscherspecialist Christian Schlüchter (2011) liet zien dat gedurende het Holoceen er zich belangrijke temperatuursveranderingen voorgedaan hebben en er zelfs verschuivingen geweest zijn van de boomgrens, zoals hier aangegeven.
Wat wel duidelijk is, dat het klimaat verandert, dat er inderdaad een tendens is tot temperatuursverhoging en dat deze feiten niets nieuws tonen, wantgedurende het bestaan van de planeet hebben zich veel drastischer veranderingen voorgedaan.
Met deze opmerkingen over het klimaat vervolgen we nu met de verschijning van de mens op het wereldtoneel.
2.2 Het klimaat en de mens
Het tweede thema van belang gaat over de mate, waarin de mens door zijn acties invloed op het klimaat kan uitoefenen en op welke niveaus. Ontbossing is een van die punten of de hoge CO2-niveaus een ander, waarbij de mens een invloed schijnt uit te oefenen op het klimaat.
De vraag over de rol van CO2-uitstoot wordt al meer dan honderd jaar bestudeerd en niet alleen door de wetenschappelijke sector, maar zeker ook op politiek niveau (zie sectie 2.4). Als wij het uitgebreide pakket publicaties over globale opwarming doornemen, wordt het duidelijk, dat het effect van de CO2 niet alleen het debat domineert, maar ook de opinievorming en de polemiek. De invloed van dit gas met broeikaseffect wordt danvooral besproken om de graad van de invloed ervan, daarna om zijn bronnen en hun respectieve bijdrages, en tenslotte ook om de manier, waarop dit thema op politieke en economische niveaus gebruikt wordt (zie sectie 2.4).
Het broeikaseffect treedt op, wanneer de broeikasgassen het zonlicht (korte golfstraling) door de atmosfeer laten passeren. De Aarde absorbeert dan dit zonlicht, warmt op en straalt vervolgens energie uit via lange-golf infrarode straling, die in de atmosfeer door de broeikasgassen opgevangen wordt en vervolgens naar alle richtingen gereflecteerd en gedeeltelijk dus ook weer terug naar de Aarde. Echter heeft dit effect vooral toepassing op de verwarming van de atmosfeer; daarnaast hoopt deze energie zich bij de oppervlakte op en stijgt door convectie weer naar hogere regionen van de atmosfeer. Warmere lucht betekent ook een hoger gehalte waterdamp, dat weer als positieve terugkoppeling funcioneert, omdat zo weer een hogere temperatuur mogelijk gemaakt wordt. Echter wanneer vochtige lucht stijgt tot een niveau, waar het punt van verzadiging bereikt wordt, wordt er regen gevormd, wat weer een verlies aan energie betekent en een verlaging van de temperatuur. Het een en ander betekent wel, dat het niet altijd duidelijk is of dit hele proces leidt tot positieve of negatieve terugkoppelingen. In de eerste plaats is het van groot belang de temperatuur van de atmosfeer met regelmatig te meten. Dan hebben de verschillende oppervlaktes van de Aarde (nat en droog) ieder hun eigen karakteristieken. Daarbij verwarmt het oceaanwater slechts heel langzaam, terwijl droge oppervlaktes snel opwarmen, maar ook weer snel afkoelen op het moment dat de hittebron (de zon of warme lucht) verdwijnt.
Behalve de CO2 zijn er nog meer factoren, die op een of andere wijze hun invloed op het klimaat uitoefenen, zoals bijvoorbeeld de waterdamp, die het grootste deel van de broeikasgassen uitmaakt en waarvan de aanwezigheid in de atmosfeer onder andere afhangt van de bestaande bebossing op aarde. Urbane opwarming is ook zo’n factor die een rol speelt, maar waarover nog veel data ontbreken en onderzoek nog moet vaststellen, wat de invloed ervan precies is. Al eerder werden de stromingen AMOC en PDO van de oceanen genoemd. Wat wij nu eigenlijk willen weten is hoe groot de invloed van de mens op het klimaatsysteem eigenlijk is en of de mens daadwerkelijk dit systeem kan beïnvloeden.
2.3 De mens en het klimaat
Het derde thema dat in onze gesprekken de kop op stak betreft de manier, waarop menselijke interventie het klimaat kan beïnvloeden (anthropogene invloed). Daarbij verbonden is er het thema over de mate, waarin de mens zijn negatieve als ook positieve invloeden op het klimaat kan aanpassen en dan vooral wat globale opwarming betreft. Het is echter niet altijd duidelijk, wat precies de effecten en gevolgen van anthropogene invloeden zijn. Daarbij begint wel duidelijk te worden, dat dit thema direct ook een andere discussie opgang brengt: de invloed van anthropogene activiteiten op het milieu. Het komt nog wel eens voor, dat in de pers de begrippen milieu en klimaat door elkaar gehaald worden en – erger nog –, dat er een directe relatie tussen die twee zou bestaan, terwijl een ding duidelijk is, en dat betreft het feit, dat welke invloed dan ook van het klimaat op het milieu en andersom van indirecte aard is, daar het in beide gevallen om niet-lineaire chaotische systemen gaat, die voortdurend aan terugkoppelingen onderhevig zijn.
Allereerst kijken wij naar het geval van de CO2, die zowel gunstige als kwalijke invloeden kan hebben. De CO2 is van letterlijk vitaal belang voor vegetatie in het algemeen en een stijging van het gehalte ervan in de atmosfeer helpt de plantengroei en verklaart ook gedeeltelijk, waarom in de afgelopen 20 of 30 jaar de “groene” gebieden op aarde toegenomen zijn.
De CO2 die door industriële activiteiten geproduceerd wordt vormt onderdeel van de zogenaamde broeikasgassen, waarvan waterdamp de belangrijkste is. De effecten van deze gassen op de atmosfeer vormen ook een deel van het zo gecompliceerde klimaatsysteem van onze planeet. Gedurende de afgelopen 400.000 jaar (waarin 4 ijstijden vielen) was het CO2 gehalte in de atmosfeer vrij stabiel, ergens tussen de 280 en 300 delen per miljoen (‘parts per million‘ – ppm), wat laag is als we ons realiseren, dat het minimum om leven op aarde te garanderen 150 ppm is, zie bijgaande uitleg. In voorgaande periodes was dit een stuk hoger. Daarbij moet vermeld worden, dat bijvoorbeeld voor de tuinbouw een CO2 gehalte van op zijn minst 1.000 ppm ideaal zou zijn (vandaar het belang van kassen voor de tuinbouw). Het niveau nu ligt rond de 400 ppm.
De discussie rond de CO2 gaat gedeeltelijk over de mate, waarin dit gas verantwoordelijk gesteld kan worden voor een verhoging van de globale temperatuur. Al in 1896 berekende de wetenschapper Arrhenius, dat wanneer het gehalte van CO2 verdubbelt, de globale temperatuur met ongeveer één graad stijgt, zie ook Lewis, N. en Curry, J.A.(2014).
Er moet nog veel onderzocht worden om te weten hoe deze systemen nu precies werken en tegelijkertijd moet men zich realiseren, dat de door de mens veroorzaakte uitstoot ongeveer 4,5% van de totale circulatie van CO2 in de wereld betreft. Daarbij wordt over het algemeen de invloed onderschat van waterdamp op de oppervlakte temperaturen van de aarde en het is duidelijk dat bijvoorbeeld ontbossing in die zin heel schadelijk kan zijn voor het waterbeheer van het milieu (Yale School of Forestry & Environmental Studies, 2018)
Het is duidelijk, dat landen moeten reageren op de mogelijke dreigingen die langzame klimaatsveranderingen teweeg kunnen brengen en dat preventie hierbij een vitale rol kan spelen. We hebben het dan over bijvoorbeeld de rijzing van de zeespiegel (tectonische bewegingen spelen daarbij ook een rol), lange periodes van droogte of juist veel regenval, of de sterkte van orkanen, alhoewel de IPCC (zie sectie 2.4) aangeeft, dat de frequentie ervan gedaald zouden zijn. De groei van urbane zones op wereldniveau speelt zeker ook een belangrijke rol en zou wel eens het klimaat meer kunnen beïnvloeden dan alleen de CO2.
De redenen voor de wat extremere weertypes kan tot verschillende oorzaken herleid worden, zie O’Reilly, C.H.; Woollings, T. and Zanna, L.
Daarbij is het ook nog onzeker inhoeverre de pogingen op wereldniveau de CO2-uitstoot te verminderen inderdaad positieve effecten opleveren of niet.
2.4 Het klimaat van de Aarde en het klimaat volgens de Mens
Het vierde thema is van geheel andere aard en gaat over de houding, de besluiten en het beleid van maatschappijen wat betreft klimaatsverandering en het milieu. Een groot deel van het debat over klimaatsverandering gaat niet direct over wetenschappelijk aantoonbare feiten, maar draait eerder om politieke agenda’s, economisch beleid, korte en middenlange termijnplanning en steeds meer om financiële koersen die gevold moeten worden. Met andere woorden, de informatie die door wetenschappers gegenereerd wordt moet een lange en ingewikkelde weg afleggen, voordat die bij het algemene publiek belandt, waarbij deze informatie een reeks filters passeert, gebaseerd om politieke inzichten, financiële interesses of het manipuleren van de publieke opinie, wat tenslotte tot verdraaiingen, veranderingen of het weglaten van informatie kan leiden.
Al in de jaren tachtig waarschuwde Maurice Strong, dat een verandering van levensstijl noodzakelijk was met consumptiepatronen die minder schadelijk voor het milieu moesten zijn. Dezelfde Strong was de eerste voorzitter van het Milieu Programma van de VN (UNEP in het Engels) en de drie hoofdthema’s waren toen de luchtvervuiling, het opraken van fossiele brandstoffen en de rol van de CO2. Uit dit initiatief werd de “Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) geboren in 1988, waarvan de missie was de wereld van een objectieve en wetenschappelijke opinie te voorzien aangaande klimaatsverandering, de invloeden ervan, de praktische, politieke en economische risico’s die veroorzaakt konden worden en mogelijke oplossingen ervoor. Dus van het begin af aan was de voornaamste rol van het IPCC specifieke informatie te verschaffen, die steun biedt bij het nemen van beslissingen die met klimaatsverandering te maken hebben en de anthropogene invloeden die er een rol in spelen. In 2007 werd de Nobelprijs voor de vrede in gelijke delen uitgereikt aan de IPCC en de voormalige vice-president van de VS Al Gore.
De IPCC is voor alles een politieke organisatie en de rapporten die het publiceert zijn gebaseerd op de bijdrages van vele wetenschappers van het hoogste niveau, maar met het verloop der jaren realiseerden zich veel wetenschappelijke onderzoekers, dat maar heel weinig van het materiaal wat zij aandroegen in de rapporten terug te vinden was. Er ontstond kritiek op de IPCC en in 2010 werd een onderzoek ingesteld met het doel IPCC’s capaciteit om transparentie na te streven, als ook een breder scala aan wetenschappelijke opinies weer te geven versterkt moest worden, wat tezamen met verbetering van interne procedures moest leiden tot het verminderen van mogelijke fouten in de toekomst.
Gedurende de afgelopen vijftig jaar na de beroemde publicatie van de Club van Rome (q189), die de wereld waarschuwde voor de donkere toekomst van het milieu en globale opwarming, zijn er een reeks voorspellingen gedaan aangaande de ontwikkeling van de planeet, die niet allemaal uitgekomen zijn, zoals bijvoorbeeld het geval van het schaars raken van fossiele brandstoffen rond het jaar 2020 (q227).
Een ander voorbeeld waren de cijfers die de IPCC gepubliceerd had en die aanzienlijk hoger waren dan de voorspellingen van vele universiteiten.
In overeenstemming met de jaarlijkse IPCC rapporten werd de term ‘Global Warming‘ vervangen voor ‘Climate Change’, met nadruk op de rol van de mens hierin. Met andere woorden werd de klimaatsproblematiek veranderd in een thema dat ons allen raakt en niet alleen de zware industrie, de oorlogen of het overdreven gebruik van auto’s.
Er groeide in principe een beweging, die een brug moest slaan tussen het milieu en het klimaat met de gedachte dat beide sterk onder invloed staan van het doen en laten van de mensheid. Het verband dat er tussen milieu en klimaat gelegd werd was de CO2, die opgevoerd werd als de voornaamste oorzaak van globale opwarming, maar tegelijkertijd ook zeker door de mens gecontroleerd kon worden. Om dat te kunnen bereiken zijn er investeringen nodig van miljarden dollars om onder andere de CO2 uitstoot te kunnen verminderen of op zijn minst te neutralizeren.
Al vele jaren geven de meeste internationale organisaties op zowel politiek (VN, EU bijv.) als financieel niveau (World Bank, IMF) een exclusieve voorkeur aan alle initiatieven die ook maar iets met klimaatsverandering te maken zouden kunnen hebben tot het punt, dat men over een “klimaatscrisis” begon te praten.
Waar dan de nadruk op gelegd wordt bij het besturen van deze zogenaamde crisis, is de capaciteit om te kunnen reageren op de effecten ervan en dan ook op de slechte praktijken en inefficiënt beheer door de mensheid al vanf de 19e eeuw. Het gaat dan om het behandelen van risico, anticiperen van schade, vroege alarmsystemen, aanpassingsvermogen en het herstel, onder andere, om de gigantische investeringen te kunnen rechtvaardigen, die het kapitalisme op wereldniveau nodig heeft om zijn voortbestaan te kunnen garanderen. Dit komt erop neer, dat zich een panorama opent van financiële en politieke intereses in de CO2 problematiek in al zijn facetten en die daarmee wetenschappelijk onderzoek op dit gebied interpreteert zoals het die interesses het beste uitkomt.
3. Globale Opwarming: Mythes, Feiten en Vragen
Onze zoektocht op het Internet heeft ons langs bochtige wegen geleid dwars door niet lineaire systemen, door een chaos overspoeld met terugkoppelingen, wat verder welke voorspelling dan ook van het klimaatsgedrag in de toekomst een hachelijke zaak maakt.
De relatie tussen het klimaat en globale opwarming hebben wij bekeken, als ook de wederzijdse invloeden die er bestaan tussen het klimaat en het daarop betrokken menselijk gedrag. Daarmee verbonden is ons de manier opgevallen, waarop de enorme hoeveelheid informatie die in de media te vinden is behandeld wordt op zowel sociale pagina’s als in politieke en economische publicaties. Er zijn een reeks argumenten die of voor of tegen de bestaande opinies opgevoerd kunnen worden om de klimaatproblematiek te benaderen en hier volgt een korte samenvatting ervan:
-
Het is duidelijk, dat het klimaat voortdurend verandert, daar dit eigen is aan zijn systeem; in dit interglaciale tijdperk is er een tendens, dat de globale temperaturen stijgen, alhoewel zeker gedurende de afgelopen 1000 jaar of zo er duidelijke fluctuaties geweest zijn om tot nu toe onduidelijke redenen.
-
Afgezien van een matige temperatuur stijging (in de orde van 1 tot 2 graden gedurende de afgelopen 100 jaar), kan een verdere stijging verwacht worden. De vraag is nu of de toename van het CO2 gehalte in de atmosfeer (van een niveau van 280 ppm aan het einde van de 19e eeuw tot 400 ppm nu) een betekenisvolle bijdrage levert aan de stijging van de globale temperatuur. Onze zoektocht heeft uitgewezen, dat er inderdaad in die zin een invloed bestaat, maar slechts van bescheiden aard, vooral omdat er geen directe relatie bestaat, maar dat invloeden zelf weer onderhevig zijn aan die van andere factoren, wat weer een typische eigenschap is van niet-lineaire chaotische systemen. Daarbij is de CO2 slechts een van meerdere boeikasgassen, want daarnaast is waterdamp heel belangrijk en ook methaan.
-
Er is zeker een invloed van de mensheid op het klimaat en onder andere op het niveau van de CO2-uitstoot, maar daarnaast bestaan er ook andere factoren, zoals de invloed van her- en ontbossing, water- en luchtvervuiling en in het algemeen het milieubeheer, wat dan in de eerste plaats betrekking heeft op de kwaliteit van het dagelijkse leven van de mens. Daarnaast is er ook de invloed van het milieu op het klimaat, maar door de ingewikkeldheid van zowel milieu- als klimaatsystemen, is deze invloed niet duidelijk, noch wat de effecten ervan zijn of de consequenties. Het is dus van belang duidelijk voor ogen te hebben, dat het klimaat een zaak behelst, maar de effecten op het milieu ervan een heel ander verhaal is, en dit geldt ook vice versa.
-
Er kan gesteld worden, dat de wetenschappelijke resultaten van universiteitsonderzoek over de hele wereld niet altijd in dezelfde richting wijzen, maar vaak op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden, wat dan vaak leidt tot discussies binnen de wetenschappelijk wereld, maar daardoor zich verder lenen voor verschillende politieke en economische interpretaties, als ook op niveau van de populaire media of milieubescherming bijvoorbeeld, waarbij ieder de wetenschappelijke discussies en resultaten naar eigen goeddunken uitlegt. Hieraan verwant is het thema over de enorme bres, die zich geopend heeft tussen vooral de politieke interpretaties aan de ene kant en de ontwikkeling van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek aan de andere. Het zou natuurlijk een samenloop van omstandigheden kunnen zijn, dat in tijden van post-kapitalistische veranderingen er zich ook versnelde klimaatsveranderingen zouden voltrekken, maar vele indicaties wijzen erop, dat deze samenloop geregeld is en samenvalt met de doelstellingen voor het re-activeren van de wereldeconomie. Volgens de onafhankelijke organisatie Climate Intelligence (CLINTEL) bestaat er geen klimaatscrisis en tegelijkertijd benadrukt dit instituut het belang, dat de klimatologische wetenschappen zich minder met politiek bezighouden, terwijl het klimatologisch politiekbeleid meer wetenschappelijk moet zijn.(CLINTEL)
Wij hebben een hele reeks feiten gepresenteerd en zijn op een reeks mythes gestuit in de zin van wat het publiek in het algemeen gelooft, maar niet wetenschappelijk onderbouwd is, maar uiteindelijk blijven wij met meer vragen zitten dan antwoorden. Een ervan heeft te maken met de reacties of antwoorden van ‘s werelds religies of religieuze groeperingen op de problematiek van klimaatsopwarming. Zover wij hebben kunnen zien is er op het Internet weinig te vinden van de kant van religieuze wereldleiders aangaande mogelijke maatregelen om broeikaseffecten te pareren. Bij deze stilte kunnen we ook nog het duidelijke gebrek aan interesse toevoegen van twee landen die samen meer dan de helft van de wereldbevolking leveren: China en India. Op zijn minst op het Internet valt er van massieve campagnes om globale opwarming tegen te gaan niets te bespeuren, terwijl er inderdaad uitgebreide programma’s getoond worden voor een duurzamer beheer van het milieu. Het belang van deze observaties ligt in het feit, dat dit aangeeft dat de term “globaal” misschien wat lokaler gezien moet worden en zich dus eigenlijk beperkt tot de westerse wereld, die nauw verbonden is met neoliberale-kapitalistische systemen. Dit roept dus de vraag op over de politiek-economische invloeden die hier een rol bij spelen en in die zin alleen maar meer onzekerheden oproepen.Als wij nu de COVID-19 epidemie van 2020 erbij betrekken en de bijna dramatische gevolgen bezien, die bijna alle economieën ter wereld getroffen hebben, zou het best mogelijk kunnen zijn, dat de grote spelers op wereldniveau zoals de VS, China, Rusland of de EU niet langer prioriteit verlenen aan klimaatsverandering, maar zich eerder concentreren op het voorkomen van een instorting van hun economische systemen. Het wordt dan wel duidelijk dat het redden van het milieu en het steunen van een duurzame ontwikkeling voor het bestrijden van armoede, honger of racisme onder andere, aan belang ingeboet hebben op de wereldagenda’s. Het is de derde wereld die het meest te lijden heeft en niet anders kan dan de enorme leningen te accepteren, die de eerste wereld hen biedt, maar daarmee verder in de schulden raken. De urgentie om globale opwarming te bestrijden vermindert, maar wat ons aanzienlijk meer zorgen baart is het milieu en de duurzame ontwikkeling ervan, die niet langer ondergeschikt kunnen zijn aan een economische ontwikkeling die niet alleen schadelijk voor het milieu is, maar tot op zekere hoogte ook voor het klimaat van onze planeet.
Dit artikel werd in samenwerking met Drs. P. Dercksen, Drs. M.Th. Baayen en Ir. F.van Sluijs ontwikkeld en hun bijdrages hebben enorm geholpen aan de kwaliteit en inhoud ervan.
» Deze website is niet commercieel en genereert geen inkomsten; daarom wordt het op prijs gesteld, wanneer diegenen die de inhoud ervan actief gebruiken (werkzaam in het toerisme, studenten en academici) een vrijwillige donatie maken – klein en symbolisch als die ook mag zijn – door op de DONATE toets te drukken (Paypal systeem) onderaan deze pagina «
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
…
Geef een reactie
Fenomenologie en het Toerisme
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
Fenomenen, Ervaringen en Ik: een introductie tot de fenomenologie en het toerisme.
Dit artikel gaat over de fenomenologie en heeft als doel de term enigszins te ontrafelen. Daarbij wordt tegelijkertijd het belang aan gegeven van het openstellen van de geest voor de subjectieve ervaring als bron van kennis van de werkelijkheid zoals ieder persoon die beleeft. Daarom is de beschrijving van fenomenologie iets persoonlijks en dat kan ook niet anders, want de eigen beleving van welk voorval of fenomeen dan ook concentreert zich op het proces van beleving en bewustwording. Aan het einde van dit artikel wordt de toepasbaarheid op het toerisme getoetst. Dit artikel is vooral van educatieve aard en is geschreven voor studenten van sociale wetenschappen in het algemeen en door het algemene karakter ervan worden er in de tekst geen directe verwijzingen naar betrokken literatuur gegeven.
Inleiding
Het moet duidelijk zijn, dat ieder persoon iets beleeft volgens al zijn of haar ervaringen die inmiddels in het geheugen opgeslagen zijn en gebaseerd zijn op begrippen, beelden, vooroordelen en eerder opgedane impressies. Het toepassen van onze eigen criteria op welke vorm van evaluatie dan ook van externe fenomenen en het tillen van deze criteria naar een interrelationeel niveau betekent een inhoudelijk rijke en ruime interpretatie van de werkelijkheid zoals wij die van binnenuit beleven. We moeten ons realiseren, dat wat er in onze omgeving plaatsvindt, een mogelijke informatiebron kan betekenen. Het hangt er helemaal vanaf, of wij een bijzondere reden hebben om een specifieke daad of voorval uit zijn verband te lichten en opzichzelf te presenteren. Dit betekent ook, dat om als zodanig onderkend te worden de informatie voor een bepaald persoon een zekere interesse hebben moet.
Ons eigen bestaan belichaamt een bepaalde voorstelling en interpretatie van de beleefde wereld en ons contact met dingen wordt telkens weer bemiddeld door onze vooroordelen en verwachtingen, waarbij taal een overheersende rol speelt. Welk antwoord dan ook op een vraag over de werkelijkheid stuit direct op manipuleringen, want er bestaat altijd weer een bevooroordeeld begrip aangaande alles wat wij denken. Men begrijpt door middel van de vergelijking van wat men wil begrijpen met wat men al weet. Begrijpen is een cirkelvormige activiteit en bevindt zich in een interpretatieve cirkel. Een zin bijvoorbeeld is een begripseenheid. De individuele woorden worden uitgelegd op basis van de betekenis van de hele zin, terwijl de betekenis van die zin weer afhangt van de uitleg van de individuele woorden. Een concept krijgt zijn betekenis vanuit de context waarin het zich bevindt, maar deze context wordt gevormd door elementen die er betekenis aangeven, waarmee de cirkel rond komt. Op deze manier schiet de logica, die normaal gesproken rechtlijnig is, doorgaans tekort.
Bovendien hebben dingen geen betekenis op zichzelf, want voor iemand die zich als groenteboer projecteert, als sporter of als wetenschapper bijvoorbeeld, kan hetzelfde ding heel iets anders betekenen. Elke persoonlijke projectie bepaalt hoe wij een ding beleven. De groenteboer ziet een vrucht vanuit een commerciëel standpunt, wat anders is dan de gezichtshoek van een bioloog of van iemand die honger heeft. Met andere woorden is deze vrucht niet zomaar een neutraal gegeven dat zijn bestaansrecht ontleend buiten onze waarneming om, maar wordt bepaald door de intentie die iedere waarnemer eraan geeft en zijn waardering. Een andere manier om dit zelfde idee uit te drukken is om onderscheid te maken tussen verschillende structuren van een ding: er bestaat de steeds veranderende verschijning van het ding dat afhangt van onze intentie en de plaats waar het zich bevindt en wat wij de eerste structuur van een ding noemen; daarnaast zijn er de fysieke karakteristieken die een ding door de tijd heen behoudt en in de fenomenologie de tweede structuur genoemd wordt. Volgens de denktrant van Descartes zijn de twee structuren net andersom – de wiskundig/fysisch bepaalde eerst, een denkwijze die nog steeds in grote delen van de wereld overheerst.
De fenomenologie is vooral op de eerste strcutuur gericht en maakt gebruik, juist daardoor, van omschrijvingen van een atmosfeer, een omgeving en wat Husserl noemt de categorale waarneming, die weer betrokken kan worden bij poëtische en kunstuitingen in het algemeen. Daarom voelen de “fenomenologen” zich vaak als tegengestelden tot de exacte wetenschappen, die uitsluitend de tweede structuur van de dingen bestuderen. Als gevolg kunnen wij ook onze perceptie van fenomenen vanuit een andere hoek belichten: binnen de fenomenologie wordt er aangenomen dat iedereen weer een ander wereldbeeld hanteert, wat ook op individuele fenomenen betrekking heeft. De stoel die voor u staat ziet er anders uit voor iedere persoon die hem waarneemt, maar volgens de Cartesiaanse (van Descartes) inzichten zou iedereen dezelfde stoel zien. Onze ervaring is inhoudelijk veel rijker dan alleen maar wat door de zintuigen waargenomen wordt en binnen de fenomenologische traditie wordt gelet op de betekenis van dingen, voorvallen, de voortgang van de tijd, het zichzelf-zijn tegenover de ander, precies zo als dit voorkomt in onze wereldbeleving.
Er kan aan toegevoegd worden dat de scheiding tussen de kennis van onze waarneming van een ding en de kennis van het ding zelf een fundamenteel thema vormt van de Griekse filosoof Plato. In zijn Therorie van de Vormen heeft de intellectuele werkelijkheid de karakteristiek om onstoffelijk en eeuwig te zijn, is daardoor niet aan veranderingen onderhevig en vormt het archetype van die andere werkelijkheid, die tastbaar is en die vooral bestaat uit wat wij “dingen” noemen, met materiële karateristieken die kunnen veranderen en tenslotte niets anders zijn dan copiën van de intellectuele werkelijkheid.
De fenomenologie van Husserl
De fenomenologie is gebaseerd op een filosofische beweging van eerst A. Brentano (1838-1917) en daarna van E. Husserl (1859-1938) aan het einde van de 19e eeuw. De fenomenologie zoals die door hen ontwikkeld is, had als oogmerk de overheersende positivistische paradigma’s te vervangen door de notie, dat de eigen waarneming een betrouwbare bron voor kennisproductie kan opleveren. Dit kan geïnterpreteerd worden als een verlenging van de ideeën van Immanuel Kant (1724-1804). Kant beweerde, dat de Noumena, die in zichzelf onbekende dingen zijn, onderscheiden moeten worden van de Fenomena, die de wereld reflecteren zoals die aan ons brein verschijnt. Kant hield vol, dat wat in de brein waargenomen wordt de werkelijkheid is en dat geen object op zichzelf kenbaar is anders dan door de interventie van de subjectiviteit van degene die het observeert.
Een volledige definitie van wat fenomenologie is zou tegenstrijdig zijn, ten eerste om de afwezighheid van een centraal thema en verder, omdat de fenomenologie geen doctrine is en nog minder een filosofische school. Het is eerder een stijl van denken en een methode die openstaat voor ervaringen die elke weer anders zijn met veranderende resultaten, wat op zichzelf iedereen die het begrip probeert de definiëren direct in verwarring kan brengen. De fenomenologie als een filosofisch onderzoeksterrein kan onderscheiden worden van andere gebieden, zoals de ontologie (de studie van wat is of van het bestaan), de epistemologie (de studie van kennis), de logica (de studie van geldige beredeneringen), de etica (de studie van wat goed is en wat kwaad) onder andere.
De fenomenologie volgens Husserl betreft de systematische reflectie en studie van de structuren van het bewustzijn en van de fenomenen zoals die zich voordoen in de activiteit van het bewuste. Letterlijk worden de fenomenen bestudeerd: verschijningen van dingen, of dingen zoals die in onze ervaring verschijnen, of de vormen waarin wij de dingen ervaren, dat wil zeggen de betekenis die de dingen in onze ervaring hebben. De fenomenologie kan duidelijk afgezet worden tegenover de Cartesiaanse methode die de wereld ziet als objecten, groepen objecten en objecten die op elkaar inspelen. De fenomenologie is de studie van de structuren van het bewustzijn, ervaren vanuit het standpunt van de eerste persoon, het “ik”. De fenomenologie bestudeert de structuur van een breed scala aan ervaringen, zoals de perceptie, het denken, het geheugen, de verbeelding, de emotie, de wens en de wilskracht, en zelfs het lichamelijk bewustzijn, zoals de fysieke actie, sociale activiteiten en het gebruik van de taal. De structuur van deze vormen van ervarren houdt hierbij wat Husserl noemt de bedoeling in, dat wil zeggen de richting van de ervaring naar de dingen toe en het bewustzijn van of over iets. Een ervaring is altijd gericht op een object op basis van de inhoud of betekenis ervan en van wat het ding vertegenwoordigt, ook historisch gezien.
Volgens Descartes (17e eeuw) en later het positivisme en andere scholen, heeft de mens een lichaam en een ziel, waarbij deze laatste betrekking heeft op de faculteit van de reden. De mens bestaat omdat hij denkt – een activiteit van de ziel waar de redenering ook onder valt, terwijl de mens ook zekere fysieke afmetingen en vormen heeft en dus wiskundig bepaald is. Er wordt een duidelijke scheiding aangebracht tussen de persoon (lichaam en ziel) en de wereld. Echter in de fenomenologie wordt deze scheiding ontkend, noch wordt geaccepeteerd, dat de dingen hun betekenis allereerst aan maat en getal ontlenen. De ontkenning van de scheiding van subject en object werd oorspronkelijke door Brentano en zijn leerling Husserl geïntroduceerd, terwijl zij ook het begrip van de intentionaliteit toepasten: psychische fenomenen bezitten een richting naar iets toe, terwijl de fysische objecten dat niet hebben. Het bewustzijn rust niet zoals Descartes zegt binnen de persoon, maar behoudt een voortdurende activiteit van het ‘ik’ door een intentionaliteit naar de dingen toe.
De fenomenologie volgens Husserl is de wetenschap die probeert de essenciële structuren van het bewustzijn te ontdekken en wordt gekarakteriseerd door het opzoeken van originele ervaringen en die in de context te benadrukken. Het idee van een context betekent aan de ene kant een buitenwereld te onderkennen die betekenis aan het fenomeen geeft en aan de andere kant een binnenwereld die zich rekenschap geeft van hoe de ervaring waargenomen wordt als een geheel en vanuit het perspectief van degene die het beleeft. Het bewustzijn heeft betrekking op iets, het is een stroom ervaringen die nooit stopt, dat wil zeggen het gehoor is altijd het horen van iets (een lied bijvoorbeeld), elk zien is het visiueel waarnemen van iets (een stoel of een bloem) en elke wens heeft betrekking op iets wat men wil. Een van de concepten die in de fenomenologie gebruikt wordt is het “zelf” dat bestaat in vergelijking met de “ander”. Zonder de ander is er geen zelf (ik) en de manier waarop de ander ervaren wordt is onlosmakelijk verbonden met de manier dat men zichzelf ervaart. De continuiteit van het zichzelf-zijn wordt in een relatie bereikt en niet zozeer door een exclusief intern proces.
Een andere pilaar waarop het bouwwerk van de fenomenologie op steunt is het begrip van de essentie van het ding. Het gaat om een filosofische weerspiegeling, die de objectiviteit van het weten duidelijk wil vastleggen in een methode. De grondregel daarbij is, dat de dingen zelf met hun essentiële inhoud aan het licht gebracht moeten worden door middel van een intuïtieve gerichtheid, die de dingen laat zien zoals ze zich direct aan een persoon voordoen en waarbij het (voor)oordeel, de opinie en verklaringen over de dingen even tussen haakjes gezet worden. Het doel van fenomenologisch onderzoek is erop te letten, dat deze systematisch toegepast wordt om het effect van vooroordelen zoveel mogelijk te verkleinen door middel van herhaalde observatie en een kritische houding. In de fenomenologie is het van overgroot belang een essentie te zoeken die vrij is van vooroordelen, herinneringen of verwachtingen en het is juist dit zoeken dat vaak lijkt op het pellen van een ui, waarbij laag voor laag verwijderd wordt, totdat men bij de kern van een ding of een fenomeen uitkomt – een zoektocht die in het Engels ook wel bracketing genoemd wordt, dat wil zeggen dat de context in de brein tijdelijk tussen haakjes gezet wordt. De handeling van het waarnemen van een bloem bijvoorbeeld is een ervaring zonder dat het uitmaakt of men de bloem kan aanraken, op het Internet gezien wordt of in een droom. De confrontatie met deze bloem is een bewuste ervaring, waarbij de fysieke staat niet uitmaakt, daar dat onderdeel is van de tweede structuur in de fenomenologie.
De klassieke “fenomenologen” (tussen aanhalingstekens want de fenomenologie is niet iets exacts en iedereen hanteert een eigen versie) onderscheiden twee hoofdstromingen, afgezien van de vele interpretaties die de fenomenologie rijk is: de eerste tracht het type ervaring te beschrijven precies zo als wij het in onze ervaringsweeld bevinden (huidig en verleden). Husserl en de Fransman Merleau-Ponty (1908-1961) hadden het over een pure beschrijving van belevingen. In de tweede interpretatie wordt een type ervaring geïnterpreteerd door deze te relateren met de relevante karakteristieken van de context. Volgens deze lijn van denken gebruikte de Duitse filosoof Martin Heidegger (1889-1976) de term hermeneutica, oftewel de kunst van het interpreteren binnen een context en vooral dan binnen sociale en linguistische omgevingen.
De fenomenologie en de wetenschap
De fenomenologie is bijna in elke hoek van het wetenschappelijk landschap toegepast en wat wetenschappelijk onderzoek betreft accepteert de fenomenologie de individuele perceptie als een betrouwbare bron voor kennisproductie. Er worden vooral kwalitatieve methodes toegepast, waarbij vooroordeel en vooringenomen stellingname over ervaringen, gevoelens en reactie op concrete situatie vermeden worden. Gebaseerd onder andere op het impressionisme is er met toepassing van Heidegger’s hermeneutisme een nieuwe weg ingeslagen die zich speciaal concentreert op de betekenis in algemene zin en niet op maten, dat wil zeggen dus geen nadruk op variëerende resultaten in positivistische zin, maar gericht op het toevoegen van een gezichtspunt op de zaak die bestudeerd wordt. Dit staat de onderzoeker toe zich te verdiepen in de gewaarwording, perspectieven, begrip en emoties van mensen die daadwerkelijk het ding of fenomeeen dat onderocht wordt zelf beleefd hebben.
In het geval van bijvoorbeeld de psychologie met een fenomenologische benadering, wordt eerder de exploratie benadrukt, die een persoon met zijn omgeving onderhoudt, dan met zichzelf. Als deze relatie zich richt op een ding, dan binnen dit proces verkrijgt het ding een subjectieve en vermenselijkte dimensie. Als voorbeeld kan hier genoemd worden het geval wanneer mensen aan depressies lijden. Het lijkt op die momenten, dat de hele wereld er slechts grijs, donker en koud uitziet. Aan de ene kant weerspiegelt de mens zich in de dingen, maar aan de andere kant beïnvloedt de betekenis van de dingen de mens. Een ding opzichzelf (Descartes: chose matérielle) wordt ontkend.
De fenomenologie kan beschouwd worden als de studie en beschrijving van fenomenen zoals zij bewust ervaren worden door de mensen die ze beleefd hebben. Dit onderzoek betreft allereerts conversaties en interviews, behalve dan natuurlijk de directe waarneming en de studie van audio-visueel materiaal. Het ervaringsniveau van de deelnemers doet er niet toe, noch hun socio-culturele achtergronden of vooringenomen ideeën, daar het onderzoek zich vooral richt op de beleefde ruimte, het beleefde lichaam, beleefde tijd en beleefde menselijke relaties. Het element van de context betekent ook dat onderzoek normaal gesproken op de plaats zelve uitgevoerd wordt onder natuurlijke condities en zeker niet in een klinische of kunstmatige omgeving. De wetenschappelijke benadering van dit onderzoek is van holistische aard, wat ook duidt op het belang van het verband en de veronderstelling, dat het geheel meer is dan het totaal van de componenten. Verder moet het duidelijk zijn dat de fenomenologie multidisciplinair onderzoek voorstaat.
Een paar bekende namen betrokken bij de fenomenologie.
Er zijn een serie filosofen en sociologen geweest die belangrijke bijdragen geleverd hebben aan de fenomenologische gedachtenwereld. Een voorbeeld is Karl Marx (1818-1883) die de problematiek van de verschijning in het centrum zette van zijn politiek-economische kritiek, waarin de sociale relaties die tot exploitatie leiden uiteengezet worden. Merleau-Ponty (1908-1961) adopteerde de begrippen van Husserl’s levenswereld (Lebenswelt) en beschouwt de filosofie als een fenomenologische activiteit die de wereld nauwkeurig beschouwt. De beschrijvende methode van de beleving is daartoe geëigend voor de benadering van existentiële problemen. Jean-Paul Sartre (1905-1980) geloofde, dat onze ideeën het product zijn van de ervaringen van het werkelijke leven en dat romans of toneelstukken netzo goed deze fundamentele ervaringen kunnen beschrijven als filosofische uiteenzettingen. Daarbij is volgens Sartre de intentie toepasbaar op zowel emoties als op kennis, op wensen zowel als op gewaarwordingen. Het is tenslotte interessant te vermelden dat de Franse socioloog en filosoof Michel Foucault (1926-1984) niets te maken wilde hebben met het fenomenologische ideeëngoed, ondanks het feit, dat groot deel van zijn oeuvre duidelijke fenomenologische tendensen vertonen. Zijn redenering is, dat voor hem de fenomenologie te veel op de persoon zelf betrokken is en zich geheel richt op het Ik, terwijl naar zijn inzichten de mens een intrinsiek deel uitmaakt van wijdere beschouwingen en tijdsbeeld, dat wil zeggen dat volgens hem het individu verzinkt in heersende sociale structuren.
Enkele toepassingen van de fenomenologie.
Om dit korte overzicht over een bijna oeverloos thema af te ronden worden nu een aantal concepten geïntroduceerd, die onder fenomenologische invloeden onstaan zij:
-
Holisme > is een concept dat in 1926 door Jan Christiaan Smuts werd gecreëerd en omschreven kan worden als de tendens van de natuur een creatieve evolutie toe te passen om een geheel te vormen dat meer is dan het totaal van de onderdelen. In het algemeen geeft het holisme aan, dat een systeem en zijn eigenschappen als een globaal en geïntegreerd geheel beschouwd wordt om de functionering ervan te begrijpen en niet zozeer als een eenvoudige som van de delen.
-
Liminaliteit > komt van het Latijnse woord limen, dat drempel betekent. De term werd door de Franse anthropoloog Arthur van Gennep in 1909 voor het eerst geïntroduceerd om het inwijdingsritueel van jongeren naar volwassenheid te omschrijven. Pas gedurende de jaren 60 werd de term verbonden met begrippen zoals de transitie van een status naar een andere op het moment, dat het moeilijk is de grenslijn te trekken tussen een concept en het andere. Zo is het strand een liminale zone tussen land en zee. Bij de liminaliteit dienen grenzen niet zozeer om te scheiden, maar juist als wissel- en samenwerking.
-
Emic-Etic > de fonologie (phonemics in het Engels) is de leer die de kleinste nog betekenisdragende klanken van de gesproken taal bestudeerd. Deze klanken worden ook wel fonemen genoemd en slaan op een specifieke taal, wat inhoudt, dat iedere taal en cultuur zijn eigen stel fonemen heeft. De fonetiek (phonetics in het Engels) bestudeert de taalklanken op een fysisch (akoestisch) niveau onafhankelijk van welke taal het betreft. De termen emic en etic werden in de linguistiek voor het eerst in 1967 door Kenneth Pike geïntroduceerd. Later werden de termen overgenomen in de anthropologie, waarbij emic betrekking heeft op de kennis en interpretaties zoals verteld door een taalgemeenschap zelf, terwijl etic dan slaat op algemene trekken van menselijk gedrag vanuit het oogpunt van de (wetenschappelijke) waarnemer. In het algemeen kan gesteld worden dat emic eerder binnen de fenomenologische traditie valt, terwijl etic eerder neigt naar Cartesiaanse denkwijzen.
-
Ruimte-Plaats-Cyberspace > De grenzen van ruimtes zijn flexibel en zijn symbolisch en interpretatief. In het algemeen zijn ruimtes koud en emotioneel ontoegankelijk. Uiteraard kunnen ruimtes zekere karakteristieken hebben, maar zij hebben nooit een karakter. Een plaats echter is een ruimte die verder reikt dan alleen fysieke begrenzingen en uitstijgt boven tastbare kwaliteiten zoals vorm en maat: een plaats is wat mensen van een ruimte maken door hun emotionele gehechtheid en interactie – het zijn vermenselijkte ruimtes. Een voorbeeld is het verschil tussen een hotelkamer (ruimte om te slapen) en je eigen slaapkamer thuis (plaats om te slapen). In het geval van de cyberspace gaat het om het Internet als een infrastructuur, die geïnterpreteerd kan worden als een virtuele omgeving, waar de wetten van de fysica niet van toepassing zijn, omdat de inhoud geen massa en geen vorm heeft, oftewel zonder fysieke grenzen. De gebruikelijke relatie tussen een fysieke ruimte en de tijd komen in de cyberspace samen: een ontastbare maar werkelijke wereld, waar de Cartesiaanse regels niet opgaan, maar wel de menselijke verbeelding als instrument voor sociale relaties. De cyberspace concurreert noch met plaatsen of ruimtes, maar vult die aan door de capaciteit om verbanden te leggen en hoewel de cyberspace geen “ruimte” inneemt, voorziet deze in een infrastructuur – netzo als de architectuur – voor sociale interactie.
De fenomenologie en het toerisme.
Binnen het kader van het toerisme heeft de fenomenologie gediend als een manier om de ervaringen van zowel gasten als gastheren te beschrijven en te begrijpen. Het gaat om een ontmoeting tussen de een en de ander, waarbij deze laatste vanuit de fenomenologische hoek dus slaat op mensen van buiten de bestemming, zoals reizigers, pilgrims, zakenlui of toeristen. De studie van het reizen en het toerisme binnen een fenomenologisch raam heeft zich het meest geconcentreerd op de beleving van de deelnemers in deze ontmoeting gebaseerd op vooral kwalitatief onderzoek met nadruk op rijke beschrijvingen en met veel ruimte voor interpretaties en reacties van deelnemers en onderzoekers.
Binnen het bestek van de levenswereld vormt het plaats/ruimteconcept een nuttig hulpmiddel om de relaties te ontleden tussen ‘wij’ en ‘hen’. De fenomenologische benadering omschrijft de plaats van de ontmoeting (nog wel eens aangeven als de bestemming) als met flexibele grenzen, die op symbolische interpretaties gebaseerd zijn en die openstaan voor de ontmoeting tussen wat hier is aan de ene kant en de mensen van buiten aan de andere, waarbij er een interactie plaatsvindt tussen zowel menselijke als materiële acteurs. Binnen deze context kan de ruimte waar mensen wonen dus begrepen worden als plaatsen: vermenselijkte ruimtes. De ontmoeting betreft dan de “plaats”elijke bevolking en bezoekers, voor wien die plaatsen vreemde ruimtes zijn. Wanneer in deze vreemde en misschien zelfs vijandig aandoende ruimtes een interactie plaatsvindt, proberen de bezoekers deze fysieke en mentale ruimte om te zetten in een bekende plaats – dit onder andere afhankelijk van de liminale status van de bezoekers. Het is nu precies dit deel van de ontmoeting, dat geregeld wordt door een concept, dat zo oud is als de mensheid zelve: de gastvrijheid als een samenstelling van gewoontes, etiquette en rechten. Dit betekent, dat het economische deel van het reiswezen en daarmee een positivistische benadering, die daar doorgaans mee gepaard gaat, slechts een onderdeel is van het veel bredere concept gastvrijheid.
De dominerend economische visie op het toerisme van na de 19e eeuw heeft een positivistische traditie en daarmee Cartesiaanse lijnen gevolgd, waarbij de bezoekers als klanten gezien worden en de plaatselijke bevolking en infrastructuur als leveranciers. Ook hier zijn fenomenologische onderzoeksmethodes toegepast om klanttevredenheid te meten of te omschrijven, waarbij echter systematisch en op grote schaal aan het feit voorbij wordt gegaan, dat de ontmoeting tussen ‘wij’ als plaatselijke mensen en ‘hen’ als bezoekers een veel breder terrein omvat en zich op vele socio-economische lagen kan afspelen, op wederzijds begrip kan rekenen en zich ook op gelijk machtsniveau kan voltrekken. Het begrip emic kan dan bij onderzoek een belangrijk insteek zijn.
Deze korte introductie tot de fenomenologie heeft tot doel allereerst een bewustwording te creeëren voor de verschillende manieren, waarop de mens de wereld kan benaderen en ten tweede een lans te breken voor non-lineaire denkwijzen, waarbij onder andere de subjectiviteit erkend wordt als bron van kennis.
Deze website is niet commercieel en genereert geen inkomsten; daarom wordt het op prijs gesteld, wanneer diegenen die de inhoud ervan actief gebruiken (werkzaam in het toerisme, studenten en academici) een vrijwillige donatie maken – klein en symbolisch als die ook mag zijn – door op de DONATE toets te drukken (Paypal systeem) onderaan deze pagina
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
…
Geef een reactie
DE REFLEXIEVE BENADERING TOT HET TOERISME
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
Inleiding
De reflexieve benadering tot het toerisme steunt op de solidariteit van het toerisme met een toeristische bestemming. Wat toeristen en toeristische bestemming bindt is de betrokkenheid bij de toekomst van onze planeet en daarnaast het stimuleren van een plaatselijke ontwikkeling die een bevolking in staat stelt in hun huidige behoeftes te voorzien, terwijl tegelijkertijd ervoor gezorgd wordt dat toekomstige generaties hun behoefte op gelijke of betere wijze kan bevredigen. De reflexieve benadering van het toerisme gaat over de wederkerigheid en wisselwerking tussen toeristen enerzijds en de plaatselijke bevolking, infrastructuur en toeristische attracties anderzijds.
De behoefte om dit fenomeen genaamd toerisme op een andere manier te beschouwen dan de gebruikelijke opvatting hierover komt uit de dringende oproep voort om een duurzame ontwikkeling zo effectief mogelijk uit te voeren. Reisorganisaties, regerings instanties, hoteleigenaren of toeristische attracties vormen de belangrijkste acteurs op het gebied van duurzame ontwikkeling, maar op een of andere wijze wordt de belangrijkste deelnemer in het toerisme maar steeds buiten beschouwing gelaten: de toerist. Dit is des te meer opvallend, omdat de toerist de ster van de toeristische show is en daardoor het nauwst erbij betrokken.
Dit kan gedeeltelijk verklaard worden door het feit dat het begrip “toerisme” pas vanaf de jaren vijftig ontwikkeld werd, want daarvoor reisde men gewoon en was dit vooral een sociale aangelegenheid. Ging men vroeger een of meerdere dagen naar een plaatselijk strand of naar kennissen op het platteland en begon in de twintigste eeuw het begrip vakantieganger de kop op te steken, werden er vanaf de jaren vijftig steeds meer ‘grote’ vakanties georganiseerd en gaat men in het Westen minimaal 3 of vier weken met vakantie. Door bevolkings groei en verbeterde economische voorwaarde in het Westen begonnen miljoenen mensen lange vakanties te nemen en is in de 21ste eeuw de vakantie al iets ‘heiligs’ geworden, waar niemand blijkbaar meer buiten kan – dit in grote tegenstelling tot ontwikkelings landen. Vanuit het westen werden er enorme transportlijnen opgezet met bus, trein of vliegtuig en om al deze tendensen het hoofd te bieden werden er op vele plaatsen grote resorthotels uit de grond gestampt. Er ontstond een patroon van grote investeringen, groots opgezette reisorganisaties, propaganda machinerie en begon men het woord toeristenindustrie te gebruiken. Wat vroeger reizigers waren, werden klanten van deze industrie (toeristen), wat vroeger vooral een sociaal ingestelde activiteit was, werd vanaf de jaren zestig een economische zaak van vraag en aanbod en waar vroeger de reiziger accepteerde hoe andere streken of landen waren, eist de toerist van nu, dat een bestemming aan zijn smaak en interesses enigzins aangepast is.
Het is deze visie van toeristen als klant en de klant is Koning die op ernstige wijze een beletsel vormt om zo duurzaam mogelijk te werk te kunnen gaan. We kunnen zelfs een stap verder gaan en zeggen dat zonder de actieve deelname van toeristen enigerlei vorm van duurzame toeristische ontwikkeling het risico loopt ergens halverwege dit proces te blijven steken.
Het onder druk zetten van reisorganisaties of hotels om zo duurzaam mogelijk te werk te gaan is belangrijk, maar kan nooit effectief worden, zolang toeristen niet weten, niet begrijpen of niet bereid zijn te reageren op de roep om de invloed van de sporen van hun bezoek te verminderen. In het kort is er geen duurzaam toerisme zonder duurzame toeristen. Overigens bedoel ik met duurzame toeristen niet degenen die maar eindeloos op dezelfde plaats blijven, maar de toeristen die enig begrip hebben voor duurzaamheid en daar ook naar proberen te handelen.
Er is nog een reden waarom het dringend wordt het toerisme van een andere kan te benaderen: vanaf de jaren tachtig kan er een tendens waargenomen worden die doorgaans met de term post-modernisme aangeduid wordt. Zonder verder te diep hierop in te gaan betreft het hier socio-culturele verschuivingen die op gang gekomen zijn door versnelde globalisering, waardoor concepten zoals tijd en plaats anders ervaren worden en wat weer geleid heeft tot een nieuwe bespiegeling over de identiteit, het Zelf en de plaats mensen in deze wereld innemen. Het gaat dan om de neiging, dat de sterke band die mensen met een zekere plaats en cultuur hadden plaats gaat maken voor het gevoel van tijdsgebondenheid en het behoren tot een tijdperk.
Mensen krijgen het gevoel dat tijd en plaats samengepserst worden en men ook in mindere mate een duidelijk gevoel van ons zelf heeft, wat tot een gefragmenteerde identiteit leidt en daarnaast ook tot culturele meervoudigheid. Deze meervoudigheid, die een van de karakteristieken van het postmodernisme vormt, kan niet beter aangetoond worden dan door de snel wijder wordende horizon van het toerisme. Daardoor is het aantal activiteiten en ervaringen die met recht als toerisme geklassificeerd kunnen worden enorm in aantal toegenomen en tegenwoordig schijnt zo’n beetje elke dimensie van de menselijke cultuur het potentieel te bezittten een vorm van toerisme te worden.
Daar kan aan toegevoegd worden dat door de toenemende rol van consumptie in de maatschappij dit ertoe bijdraagt, dat het toerisme heel goed inhaakt op het post-modernisme, daar van nature het toerisme de consumptie van natuurlijke bronnen, gecreeërde milieu’s en culturen betreft.
Onder de invloed van het post-modernisme is er een toenemende tendens onder toeristen meer in authenticiteit geïnteresseerd te zijn als een resultaat van een wereld waar mensen een gevoel van vervreemding hebben van de natuur en waar het daagse leven steeds meer als niet-authentiek word ervaren. Toeristen schijnen steeds meer hun eigen weg te zoeken en kiezen wat hun leuk lijkt en verwerpen wat niet in hun idee lijkt te passen van iets nieuws, anders en authentieks. In toenemende mate volgen de toeristen het standaard toeristisch aanbod niet meer, maar beginnen naar een eigen wijze te speuren om een vakantie te hebben. De invloed van de massa media, de steeds meervoudige socio-culturele maatschappelijke waardes gecombineerd met een afnemende godsdienstigheid en stijgende ongelovigheid oefenen een duidelijke invloed op de verschillende maatschappijen uit en in dit geval niet alleen de Westerse.
Toenemend individualisme onder toeristen in hun zoektocht naar zelf-realisatie en de rol van de natuur en de authenticiteit hierbij zijn tendensen die de toerist in het centrum van de aandacht zetten en er daardoor ook de noodzaak onstaat deze toerist als volwaardige partner in het toerisme te accepeteren, daar juist deze toerist zelf begonnen is een nieuwe interesse en opvatting over het toerisme op eigen wijze te ontwikkelen.
Daarbij kan ook genoemd worden dat door de groeiende onzekerheden over het heden en de toekomst er een nostalgische hang onstaat naar een verleden vol geïdealiseerde authenticiteit. Toeristen reizen nu vaak naar derde wereld landen juist om iets van het “ouderweste” terug te vinden, waar de tijd schijnt stil te hebben gestaan.
De voornoemde economische veranderingen in het toerisme als ook de socio-culturele verschuivingen in vele Westerse maatschappijen komen niet noodzakelijkwijs overeen met de urgente noodzaak voor een duurzame ontwikkeling van onze planeet. Daar dit laatste fundamenteel is om te overleven is er een even urgente noodzaak om sommige basis principes van het toerisme te reformuleren.
DEEL I
De basis van de reflexiviteit in het toerisme: de ontmoeting tussen toerist en toeristische bestemming
Wanneer we de scheiding tussen toeristen aan de ene kant en de zogenaamde toeristen “industrie” aan de andere opheffen en deze twee krachten samenvoegen tot een grote activiteit genaamd toerisme, kunnen we de basis leggen om toeristen langzaam aan in een toeristisch duurzaamheids process te laten deelnemen. Dit kan bewerkstelligd worden door op de beleving van een toerist te concentreren en niet op de persoon zelf.
In het toerisme gaat het om het beleven en de resulterende ervaringen: niemand kan die verkopen en alleen de toerist zelf kan ze beleven. Het moment van het beleven is precies het ontmoetingspunt tussen toerist en bestemming in de ruimste zin des woords. Wanneer we het toerisme op een reflexieve manier benaderen dan is het moment van het beleven de spil waar het toerisme om draait en moet ervoor zorgen, dat zowel toerist als bestemming een gelijkwaardig voordeel kunnen betrekken van deze tastbare en vaak ook niet tastbare ontmoeting. Toeristen vormen daarbij een onlosmakelijk deel van het toerisme.
Dit betekent ook, dat Tour Operators, reisagenten, reiswinkels etc. als tussenpersonen gezien moeten worden en niet als de ruggegraat van een industrie. Zij helpen toeristen als ook de bestemming, zodat de een de ander kan ontmoeten. Reisorganisaties doen dit tegen een geldelijke vergoeding, maar tegenwoordig spelen ook andere beweegredenen een rol.
Het sublime moment van deze ontmoeting tussen toeristen en toeristische bestemming is het ogenblik dat de toerist begint te beleven. Op dezelfde manier als bij een maaltijd men caloriën nuttigt, ontvangt de toerist impulsen via de zintuigen – de zintuigelijke waarneming. We trekken dit idee door en noemen de opname van signalen via de zintuigen de opname van belevings caloriën, oftewel Belcal. Deze Belcal worden vervolgens door het brein verwerkt. Een eenheid geconsumeerde en verwerkte Belcal heet een ervaring en dat is nu net waar de toerist op uit is. In feite betaalt de toerist dus voor de mogelijkheid Belcal op te nemen met een mogelijke ervaring als resultaat.
Toeristen baseren hun vakantie bestemming op zekere persoonlijke interesses en hoe attractief een toeristisch hoogtepunt lijkt, zoals een beroemde waterval, een nationaal park of een wereldstad. We noemen deze toeristische attracties belevingsbronnen oftewel Belbron. Als deze belangrijk genoeg zijn voor een toerist om daar zijn vakantie keuze op te baseren, dan noemen we die attracties Hoofdbelbronnen. Daar dichtbij kan men kleinere Belbronnen aantreffen die gebruik maken van de aanwezigheid van toeristen op die plaats, die wij de nevenbelbronnen noemen (een klein museum, “canopy tour” of botanische tuin). Voor meer informatie over het beleven klik hier
Daarnaast hebben we bij elke bestemming de normale natuurlijke omgeving met bijbehorend plaatselijk dorps- of stadsleven. Dit vormen belbronnen die gewoon langs de weg voor het oprapen zijn en elke toerist kan daar een gratis ervaring uithalen: we noemen dit de gedeelde belbronnen, daar een plaatselijke bevolking die met de toeristen deelt. Een andere bron van Belcal zijn de plotselinge ontmoetingen of gebeurtenissen, die we de toevallige belbronnen noemen; ongelukken horen daar ook toe, hoe ongelukkig ze ook mogen zijn en de resulterende ervaringen negatief genoemd worden. Voor meer informatie over de ervaring en belbronnen klik hier
Het toerisme bestaat uit een groot aantal mensen, organisaties, hotels of andere soorten gebouwen, vervoersmiddelen en nog vele andere identiteiten die allen tesamen een ingewikkeld patroon van netwerken vormen. De toeristen maken ook deel van deze netwerken uit.
Om de reflexieve benadering van het toerisme-van-de-toerist beter te kunnen begrijpen is het belangrijk zich te realiseren, dat er een fundamenteel verschil is tussen hoofd- en nevenbelbronnen aan de ene kant en de gedeelde en toevallige aan de andere. De eersten zijn speciaal voor toeristen ontwikkeld, terwijl de tweede een onderdeel van een bestemming vormen met of zonder de aanwezigheid van toeristen. Een lieflijk landschap, een schilderachtig dorpje, de plaatselijke gewoontes of een enorme oude eik zijn hoe dan ook aanwezig en toeristen hoeven niet te betalen om die te beleven, er hoeven geen reserveringen gemaakt te worden en geen enkele reisorganisatie is hierbij betrokken. Het is interessant te zien, dat vaak een groot deel van de vakantie ervaringen uit deze gedeelde belbronnen komen en niet alleen voor de algemene atmosfeer van een plek zorgen, maar ook alle detalles ervan, zoals zekere geuren, geluiden of zoiets menselijks als een glimlach.
Toeristen ‘Lifestyles’
Binnen het beperkte terrein van de vakantie – of het toerist zijn – kan men verschillende types toeristen onderscheiden, gebaseerd op karakter eigenschappen en levensstijl en daarmee ook op de beslissingen, die de pre-toerist neemt. Er zijn twee extremen en zoals altijd bevinden de meeste mensen zich daar ergens tussen in. De schaal heet de Toeristen Life Style schaal (TLS).
Het linkse extreem betreft de pre-toerist, die zeer individualistisch is en dus alleen of met partner rondreist. Dit soort mensen maken hun eigen reisschema´s en willen op hun eigen ritme reizen. Zij willen actief bezig zijn, vermijden doorgaans wat als “toeristisch” bekend staat en hebben een duidelijke interesse in de plaatselijke bevolking en cultuur. Vrijwilligers werk is een serieuze optie en de confrontatie van zichzelf met mensen van andere culturen is heel belangrijk. Deze mensen stellen zichzelf in extreme fysieke situaties of in sociaal opzicht op de proef met nadruk op hun eigen prestaties. Deze kant van de schaal noemen wij de idealistische toeristen kant en daar dit soort toeristen zich makkelijk tegen de hoofdstroming afzet wordt ook wel de naam allocentrisch gebruikt .
Het andere uiterste van de schaal wordt gedomineerd door gemakzucht, waarbij alles inbegrepen en voor de toerist geregeld moet zijn. Dit houdt in dat deze mensen geen kopzorgen willen hebben en zich kunnnen ontspannen, niet hoeven na te denken en vooral met het eigen lichaam bezig kunnen zijn door middel van zonnebaden, massages, of plastische chirurgie, bijvoorbeeld; verder hebben zij weinig of geen interesse in het wel en wee van de plaatselijke bevolking. We noemen dit de psycho-centrische kant.
De selectie waar men met vakantie naartoe wil en de overgang van pre-toerist maar echte toerist betekenen dat er een aantal ingewikkelde beslissingen genomen moeten worden. Hoeveel tijd een toerist beschikbaar heeft, zijn budget, alleen reizen of in een groep, vliegen en huurauto of met een cruiseschip zijn allemaal elementen die bekeken moeten worden. De toeristen van de twee verschillende kanten van de TSL schaal zullen deze beslissingen op verschillende manieren behandelen. Degenen aan de linker allocentrische kant zullen bijvoorbeel proberen zoveel mogelijk op een bestemming zelf te betalen, terwijl degenen aan de rechterkant het meest direct aan een reisorganisatie overmaken.
Het moet duidelijk zijn dat degenen aan de linkerkant van de TLS schaal meer de gedeelde belbronnen uitzoeken en de toeristen van de rechtkant meer voor de hoofd- en nevenbelbronnen gaan. Dit is overigens niet alleen een zaak van levensstijl, maar heeft ook te maken met de manier, waarop mensen dingen beleven. Degenen van de linkerkant hebben een grote opname van onverwachte Belcal, wat betekent dat zij van te voren nog niet weten wat hen te wachten staat en dat zij open staan voor alles wat zich om hen heen afspeelt.
Echter aan de rechtkant van de TLS schaal zien we de toeristen die goed weten wat ze kunnen verwachten en hun zintuigelijke waarnemingen betreffen dan ook voornamelijk de verwachte Belcal. Dit kan weer tot de situatie leiden dat deze toeristen alleen zien wat ze verwachten en niets nieuws, maar degenen aan de rechterkant van de TLS schaal willen dit juist en zijn niet direct op verrrassingen uit. Voor meer informatie over de Life Style van toeristen klik hier
De Bestemming
Daar we aangeduid hadden dat de reflexieve benadering tot het toerisme de wederkerigheid betreft tussen toerist en bestemming, zullen we deze laatste iets nader bekijken.
Een toeristen bestemming bestaat uit:
1. Reizigers:
1A Toeristen
1B Reizigers die zich daar toevallig bevinden (en een paar dagen de toerist uithangen); ook dagjes mensen vallen onder deze categorie;
2. Toeristische Infrastructuur:
2A. Toeristen attracties die speciaal voor toeristen ontwikkeld zijn en van de nodige voorzieningen uitgerust zijn (de hoofd- en nevenbelbronnen);
2B. Hotels, restaurants, souvenir winkels, informatie kantoren etc., als ook de wegen die in verband met het toerisme aangelegd of verbeterd zijn;
3. Plaatselijke infrastructuur: huizen, scholen, winkels, banken, klinieken, regerings instanties etc. voor het gebruik van de plaatselijke bevolking of een ieder die daar aanwezig is; deze infrastructuur maakt ook deel uit van de zogenaamde gedeelde en toevallige belbronnen;
4. Plaatselijke mensen, daarbij de plaatselijke bevolking inbegrepen als ook een ieder die daar op dat moment aanwezig is;
4A. Diegenen die op directe of indirecte wijze bij het toerisme betrokken zijn;
4B. Diegenen die niets met het toerisme te maken hebben.
Uit deze lijst blijkt dat toeristen bestemmingen nogal heterogene affaires zijn met vele verschillende soorten deelnemers, zoals hoteleigenaren, directeuren, toeristen, koks of boeren en zelfs investeerders, bankiers of tussenhandelaren.
Kunnen we een plaats een toeristen bestemming noemen wanneer er geen toeristen zijn? Sommigen beweren, dat een toeristen bestemming zijn naam verdiend, omdat de plaats zich op de komst van toeristen voorbereid heeft, maar anderen stellen, dat er zonder toeristen niet van toerisme sprake is.
Zelf houd ik vol dat een plaats pas een bestemming voor toeristen wordt, wanneer er toeristen komen, die daardoor een intrinsiek onderdeel van het toerisme en een bestemming vormen. Dit betekent ook dat een bestemming zo genoemd kan worden, ondanks het feit dat de plaast er niet op voorbereid is – de toeristen komen gewoonweg om een of andere reden – en het is nu juist dit soort gevallen, waar we de meeste negatieve effecten van het toerisme kunnen waarnemen: het gebrek aan een adekwate voorbereiding op de plaats van bestemming.
Wel moet men zich ervan bewust zijn dat de term “toerist” hier in de breedste zin van het woord gebruikt is: vele bestemmingen ontvangen dagjes mensen (stranden!) of deelnemers aan conferenties of dergelijke, terwijl er maar weinig ‘echte’ toeristen in de nauwe zin des woords rondlopen.
Veel identiteiten zijn betrokken bij een toeristen bestemming en ook bij het aantrekken van toeristen. In die zin zijn er niet alleen de zogenaamde “stakeholders” op de bestemming zelf, maar we kunnen ook de tussenpersonen meerekenen, die hun rol spelen tussen toeristen aan de ene kant en de toeristen attracties (belbronnen), infrastructuur en de plaatselijke bevolking aan de andere. Deze tussenhandelaren werken doorgaans buiten het gebied van een bestemming of zelfs vanuit een ander land of continent.
De belangrijkste zijn de reisorganisaties die of in het land van bestemming of in het land van herkomst van de toerist opereren, maar het kan ook regerings instanties betreffen zoals de plaatselijke VVV of het kan om niet-regerings organisaties gaan (in het Engels NGOs). Zij voorzien de toeristen met doel gerichte informatie, materiële beelden en feitelijke informatie. Hun rol op de bestemming zelf is dus indirect, maar de overredings kracht die zij op toeristen kunnen uitoefenen en de dominante positie die zij innemen op het gebied van algemene informatie voorziening betekenen in de praktijk, dat deze reisorganisaties een hele belangrijke invloed op een bestemming kunnen hebben.
Regerings instanties zijn ook belangrijke deelnemers in het toeristisch proces, die van binnenuit op een bestemming kunnen werken of ook van buitenaf. Hun rol is van enorm belang, alhoewel de volledige afwezigheid ervan niet betekent, dat er geen effectieve duurzame ontwikkeling zou kunnen plaats vinden.
Het uitstippelen van een korte, midden en lange termijn beleid voor de ontwikkeling van een gebied is een zaak waarbij alle partijen betrokken moeten zijn, maar in de praktijk heb ik zo vaak moeten constateren, dat er nog weleens een groot gat ligt tussen regerings instanties aan de ene kant en de betrokken privee partijen aan de andere. Het vaststellen van een beleid voor een specifieke duurzame toeristische ontwikkeling is een gecompliceerde zaak, waarbij alle betrokken partijen altijd duidelijk voor ogen moeten houden, dat het in het toerisme gaat om het creeëren van een mogelijke Belcal opname door toeristen uit Belbronnen en dat moge hoofd belbronnen zijn of gedeelde. De behoefte aan een geschikte toeristische infrastructuur komt voornamelijk voort uit de noodzaak het milieu te beschermen en niet uit een economische behoefte om winsten te genereren. De ontmoeting tussen toerist en bestemming moet in dit licht gezien worden en dit geldt even hard voor regerings instanties.
DEEL II
Toeristen en Duurzame Ontwikkeling
Wij introduceerden het idee van de reflexieve benadering van het toerisme, zodat toeristen beter en effectiever in een duurzame toeristische ontwikkeling kunnen deelnemen. Er zijn drie manieren, waarop dat tot stand gebracht kan worden: door de toerist te motiveren en een behoefte daartoe te creeëren, door hem te dwingen via verordeningen of via een wisselwerking tussen toerist en bestemming, de reflexieve benadering.
In het eerste geval moeten we goed beseffen, dat om toeristen een actievere rol in een duurzame ontwikkeling te laten spelen zij daartoe eerst gemotiveerd moeten worden. Motivatie genereert een behoefte die daarna tot het opstellen van de eerste vakantie verwachtingen leidt. Het basis idee, waar we hier vanuit gaan, is, dat wanneer de toerist eenmaal zijn vakantie bestemming vastgelegd heeft, hij direct ook een zekere belangstelling en belang in die bestemming krijgt. Wanneer de knoop is doorgehakt wordt de gekozen bestemming in een ander licht gezien – het wordt “zijn” bestemming.
Deze belangstelling en dit belang hebben allereerst betrekking op het gevoel van economische betrokkenheid (bijvoorbeeld door zoveel mogelijk op de bestemming te betalen en niet vooraf aan derden); dan is er het gevoel van de solidariteit met vooral de toekomstige generaties (hun eigen en die van de bestemming); ten derde is er de verbondenheid met de bescherming van de biodiversiteit; ten vierde is er de maatschappelijke verantwoordelijkheid en tenlsotte het vijfde punt is het respect voor andere culturen.
We hebben hier vijf niveau’s genoemd van belangstelling die een toerist kan ontwikkelen aangaande een verkozen bestemming en deze vijf punten zouden door de meeste toeristen hetzelfde moeten zijn. Dit kan dan weer vertaald worden naar een eenduidig gedragspatroon, waardoor voor een bepaalde bestemming toeristen met een gelijksoortige houding aankomen. De juiste voorbereiding van deze vijf componenten kan een gelijke noemer produceren onder de toeristen wat hun vakantie bestemming betreft.
Dezelfde vijf componenten hebben betrekking op de drie pilaren, waarop de duurzaamheids concepten steunen: planeet, bevolking en nut (“Planet, People, Profit”). In het geval van de economische betrokkenheid ligt dit duidelijk; dan zijn er de elementen van solidariteit en verbondenheid die op de planeet slaan, terwijl de maatschappelijke verantwoordelijkheid en het culturele respect over de bevolking gaat. Het belang en de belangstelling in een bestemming heeft ook te maken met de nieuwere tendens van mensen via het internet actief met andere mensen van andere culturen te communiceren. De groeiende interesse in de manier waarop andere mensen leven of in het milieu in het algemeen zijn dan ook duidelijk verbonden met vele Internet ontwikkelingen,waarvan de sociale netwerken zoals Facebook of Twitter de bekendste zijn.
Als onderdeel van het bestemmings selectie proces kunnen pre-toeristen erop staan, dat hun uitverkozen hotels een of ander ecocertificaat hebben, daar deze certificerings systemen nu in heel veel landen voor handen zijn. Internet speelt hierbij een enorme rol, maar ook de toeristen die via reisorganisaties hun overnachtingen boeken kunnen erop aandringen, dat hotels en toeristische attractie zo ecologisch of duurzaam mogelijk zijn.
Het is dan wel belangrijk dat (pre-)toeristen weten, wat een Certificate of Sustainable Tourism (CST) inhoudt en dat diezelfde toerist ook de interesse en de motivatie heeft om de duurzaamheids problematiek bij zijn vakantiekeuze een rol te laten spelen. Hier zien we een duidelijk verschil tussen de toeristen van de linker- of rechterkant van de TLS schaal. Hoe idealistischer de toerist ingesteld is (allocentrisch), des te meer zal deze toerist op een CST aandringen, terwijl dat nauwelijks het geval blijkt te zijn bij degenen die een ‘all-inclusive resort’ uitgezocht hebben.
De belangrijkste acteurs die de motivatie van toeristen bevorderen zijn reisorganisaties in het algemeen en de pers – de eerste door materiële beeldvorming en de tweede door mentale beelden.
De tweede manier waarop toeristen een duurzame toeristische ontwikkeling kunnen steunen is door gewoon gedwongen te worden. Verordeningen en voorschriften op regerings of plaatselijk niveau over het gebruik van energie, water of de “recyling” van producten kunnen op die manier een effectievere toepassing van duurzaamheids maatregelen bevorderen. Het beperken van de aantallen toeristen in zekere (beschermde) zones is een ander voorbeeld, als ook het gebruik van een schone moter bij het transport en het neutraliseren van de CO2 uitstoot.
In de praktijk betekent dit dat reisorganisaties de toeristen van tevoren moeten vertellen, wat zij wel en niet mogen doen. Deze lijst kan wel eens een vrij lange worden (betreffende alles wat ecologisch gedrag, respect, hoe plaatselijk met geld om te gaan etc.) en alle toeristen zouden hier van tevoren goed van op de hoogte moeten zijn en het belangrijkste daarbij is, dat de toerist goed beseft, dat hij gedurende zijn vakantie niet kan doen waar hij maar zin in heeft (een interessant punt voor de toeristen aan de rechterkant van de TLS schaal!).
Dan is er ook de mogelijkheid, dat toeristen voor vertrek een klein examen doen (uitgevoerd door regerings instanties via het internet) om ervoor te zorgen, dat toeristen zo min mogelijk voetsporen achterlaten. Dit kan allereerst gedaan worden via een Eco-gedrags code die door toeristen van tevoren getekend moet worden op hetzelfde niveau als de duurzaamheids verklaringen die door reisorganisatie ondertekend worden. Op het niveau van bezoeken aan natuurbeschermde gebieden kunnen we denken aan een soort klein examen via Internet (Eco-Behaviour Certificate, EBC). Er zijn hier twee voordelen aan verbonden: ten eerste wordt ervoor gezorgd dat er een betere kans is dat een toerist zich goed gedraagt en probeert zo min mogelijk schade aan te richten en ten tweede maakt dit examen de toerist bewuster van de duurzaamheids problematiek en zijn interesse hierin kan geprikkeld worden. Vanuit de reflexieve gezichtshoek zou de wisselwerking alsvolgt gaan: regerings instanties en reisorganisaties dwingen toeristen sommige aspecten van duurzaam gedrag te bestuderen > toerist leest/bestudeeert de duurzaamheids problematiek en krijgt enige interesse (hoe gering ook) > verbeterd duurzaam gedrag op een bestemming motiveert de plaatselijke mensen en ondernemingen weer.
Het bewust zijn van het milieu en de invloeden die hij achterlaat zou bij de toerist ook het idee moeten oproepen in hoeverre alles wat luxe is ook echt nodig is. Vele westerse toeristen, maar ook uit andere delen van de wereld gaan met vakantie om zaken te beleven die men thuis niet heeft. Een voorbeeld van dit gedrag is meer luxe te vereisen dan men thuis gewend is. Gedurende de jaren 80 accepteerden nog vele toeristen om in een hotel een kamer te hebben met een algemene badkamer, maar tegenwoordig is dit ondenkbaar geworden en staan de meeste toeristen erop, dat hun privee badkamer ook nog een jacuzzi heeft en de kamer met een ‘flat screen’ televisie, DVD speler, Wi-Fi en een minibar uitgerust is.
Het moet toeristen duidelijk gemaakt worden, dat al deze zaken absoluut niet betekenen, dat men meer ervaringen krijgt en dat al deze luxe niets authentieks heeft. Er moet aan toegevoegd worden, dat vele tendensen ook hun tegenbeweging hebben en men tegenwoordig ook steeds meer toeristen ziet, die juist de simpele dingen van het leven zoeken zonder enig comfort (linkerkant TLS schaal).
Een andere manier om duurzame maatregelen aan toeristen op te leggen is door de zogenaamde “choice editing” toe te passen, waarbij reisorganisaties en de plaatselijke toeristische infrastructuur alleen dat aanbieden, wat overeenkomt met duurzaamheids principes.
De derde manier om toeristen bij een bestemming te betrekken is door een wisselwerking te genereren tussen bestemming en toerist: de reflexieve benadering. Het is hierbij van groot belang zich te realiseren, dat toeristen volwaardige partners in het toerisme vormen. Het sleutelmoment van een vakantie is de zintuigelijke opname van Belcal bij een Belbron en het gaat dan om het precieze moment van wisselwerking tussen toerist en bestemming. Hiervolgt een overzichtje hoe de reflexiviteit in het toerisme in zijn werk gaat:
Drie niveau’s van reflexiviteit
In de sociologie wanneer we het over reflexiviteit hebben zijn er drie vormen waarin deze term gebruikt wordt.
Ten eerste bestaat er de reflexiviteit die op een actie betrekking heeft: iemand reageert op een zekere verwachting, maar door zo te handelen wordt nog meer versterkt wat men verwachtte. Wanneer er rumeurs zijn dat de beurs wel eens zou kunnen zakken, zullen veel mensen aandelen gaan verkopen en juist door die verkoop daalt de beurs ook inderdaad. In het toerisme is “De zelf-vervullende voorspelling” een duidelijk fenomeen. Een persoon plaatst grote verwachtingen (nauwe, uiteraard) bij een speciaal onderdeel van de reis. Om er zeker van te zijn dat dit ook uitkomt, past de toerist bewust of onbewust een aantal kunstgrepen toe. Wanneer een toerist aangeeft, dat volgens hem de interessantste plek ter wereld de Galapagos is, dan zal deze toerist ook onbewust er alles aan doen om ervoor te zorgen dat hij achteraf kan zeggen, dat het inderdaad de mooiste ervaring van zijn leven was.
Verwachtingen spelen een belangrijke rol in het toerisme, maar al te vaak wordt hierbij alleen maar aan de toerist gedacht. Op een bestemming bestaan er ook verwachtingen en mijns inziens is er te weinig onderzoek verricht in welke mate deze verwachtingen de verschillende acteurs in het toerisme beïnvloeden.
De reflexiviteit van de actie toegepast op het toerisme betreft de vooroordelen, vaste ideeën en verwachtingen die beide partijen aanhouden en die daardoor als waar ervaren kunnen worden. Wanneer toeristen verwachten dat de plaatselijke mensen in klederdracht rondlopen en die bevolking zich dan inderdaad speciaal voor de toeristen verkleedt, dan verliest de ontmoeting tussen beide alle gevoel van realiteit.
Thema: Verwachtingen
Ten tweede betreft het de acteur zelf: het klassieke voorbeeld is van de psycholoog die zelf ook gepsychoanaliseerd wordt. Met andere woorden dient men in het toerisme elkaar te analyseren of evalueren. Het gaat dan om de rollen die de verschillende acteurs in het toerisme spelen en deze evaluatie of analyse wordt dan door de andere acteurs uitgevoerd. Dit betekent, dat de toerist door de verschillende partijen op een bestemming bestudeerd wordt. De behoeftes, verwachtingen en manieren van beleven moeten op socio-psychologisch niveau diepgaand onderzocht worden . Ook moet de toerist zich kritisch opstellen wat zijn toeristische bestemming betreft en moet waarnemen, behalve dan zijn normale Belcal opname en resulterende ervaringen.
Dus speelt de analyse van de toerist van de bestemming met betrekking tot zijn verwachtingen een even grote rol als een Belbron manager het toeristen gedrag bestudeert. Van de kant van de toerist vooral komt dit tot uiting bij de evaluatie van zijn vakantie.
Thema: Evaluatie
De derde toepassing van reflexiviteit is tussen acteur en actie: we zien dan het geval van de onderzoeker die door zijn onderzoek het onderwerp of object zo beïnvloedt, dat hij nooit een objectief resultaat kan krijgen. Wanneer toeristen zo graag bij een plaatselijke bevolking ook even “achter de schermen” willen kijken om te zien hoe het daar in het echt toegaat, kan dit het plaatselijke leven beïnvloeden. Het is dit principe van de reflexiviteit, dat het beste de invloed aantoont, die toeristen en het toerisme op een plaatselijke bevolking en hun cultuur kunnen hebben.
Toeristen willen graag de echte objectieve authenticiteit zien, maar door dat te doen verstoren zij de omgeving en cultuur en krijgen vervolgens een symbolische authenticiteit te zien of helemaal geen. Daarom is authenticiteit zo belangrijk in het toerisme: het gaat om iets unieks met duidelijk plaatselijke socio-culturele banden. Het kan het unieke en daarmee deze authenticiteit verliezen, wanneer iets in het groot uitgevoerd wordt of genormalizeerd wordt door globaliserende tendensen. Ook kan zich het geval voordoen, dat plaatselijke mensen wel degelijk iets van hun authenticieit willen tonen, maar door dat te doen wordt het een routine en daardoor niet langer uniek of authentiek.
Dit element van de reflexiviteit laat duidelijk de verschillende facetten van de authenticiteit zien. De ‘echte’ objectieve authenticiteit is een optie, maar er is ook het type, waar het erom gaat dat de verkregen ervaring authentiek is en niet noodzakelijkerwijs het object of fenomeen zelf. Het verhaal, dat er over een Belbron verteld wordt kan een gevoel van authenticiteit oproepen en is daardoor een onderdeel van de relatie tussen toerist, object en het beeld ervan. Een stap verder is de activiteit gerelateerde authenticiteit die direct op het Zelf van een persoon betrekking heeft en de verandering die een persoon ondergaat op basis van het beleven van een object, fenomeen of activiteit. Wanneer iemand gaat vissen kan deze persoon een sterk gevoel van rust en vrede krijgen, wat op zichzelf een authentieke ervaring is, hoewel deze authentictieit niet direct bij een duidelijke belbron hoort. (Thema: Authenticiteit)
Ook hier stuiten wij weer op het belang van het verschil tussen hoofd- en nevenbelbronnen zoals georganiseerd voor toeristen en de gedeelde belbronnen die er net zo goed zijn ook zonder toeristen. De gedeelde belbronnen kunnen niet georganiseerd worden, anders zouden het toeristen attracties worden en niet langer een onderdeel vormen van het plaatselijke dagelijkse leven. De gedeelde belbronnen kunnen authentiek zijn, maar dat kan alleen voor toeristen gelden en doorgaans niet voor de lokale mensen. De dagelijkse routine in een dorp geeft geen gevoel van iets unieks te zijn bij de plaatselijke mensen, omdat het elke dag hetzelfde is, maar daar deze routine heel anders kan zijn dan wat een toerist thuis gewend is, kan het voor die toerist heel interessant zijn.
Thema: Authenticitieit
Reflexiviteit en Duurzaamheid
Dit laatste principe van reflexiviteit op een duurzame ontwikkelings niveau leidt ons tot het verschil tussen de Belbronnen die speciaal voor toeristen ontwikkeld zijn (op socio-economisch en milieu gebied) en de gedeelde Belbronnen, waarbij de duurzaamheids vraagstukken allereerst de plaatselijke bevolking betreft, die ook hier een directe verantwoordelijkheid voor dragen. We raken hier het punt van het verschil tussen een duurzame ontwikkeling in het algemeen en het duurzaam toerisme, waarbij deze laatste voornamelijk betrekking heeft op de hoofd- en nevenbelbronnen en de bijbehorende infrastructuur in de breedste zin van de term.
Het is van het grootste belang, dat er een verschil gemaakt wordt tussen de Belbronnen voor toeristen als ook de infrastructuur die ermee gepaard gaat aan de ene kant en elke andere structuur zonder direct verband met het toerisme aan de andere. Vanuit duurzaamheids oogpunt is er een duidelijk verschil tussen de twee en wanneer we het over de duurzame ontwikkelings problematiek hebben moeten deze twee gescheiden worden. De betrokken partijen van een bestemming moeten duidelijk zien, welk deel van een bestemming gereed gemaakt is om toeristen te ontvangen en welke delen onveranderd blijven met of zonder toeristen. Het belang en de belangstelling die een tourist in een bestemming heeft reikt slechts tot een zekere limiet: het punt waar het toerisme stopt en het plaatselijke begint. Dit derde punt van de reflexiviteit in het toerisme gaat niet alleen over de toeristen en hun invloed op een bestemming, maar ook over de invloed die een duurzame toeristische ontwikkeling kan hebben en hoe die het plaatselijke leven kan beïnvloeden. Een interessant punt van de invloed van toeristen is, dat wanneer iets toeristisch (toeristische infrastructuur of hoofd- of nevenbelbron) duidelijk duurzaam is van karakter en opzet, dit bij de toerist de verwachting oproept dat het dan ook authentiek is. Een hele ecologische lodge roept een beeld op van plaatselijke mensen, plaatselijk verbouwde groentes en plaatselijke (eet) gewoontes.
Iedere gemeenschap heeft zijn eigen verplichtingen met haar toekomstige generaties en dit gevoel kan sterk aanwezig zijn of bijna geheel niet. Wat we echter tegenwoordig vaker zien, dat een toeristische infrastructuur (zoals een hotel bijvooorbeeld) gedwongen wordt zo duurzaam mogelijk te werk te gaan, terwijl de rest van het dorp of stad vervuild kan zijn, anti-ecologisch te werk gaat en nog niet van “Carbon Neutral” gehoord heeft.
De invloeden die een duurzame toeristische praktijk op een plaatselijke bevolking kan hebben kunnen in sommige gevallen duidelijk aanwezig zijn, maar helaas bij bijna de meerderheid is dit nog niet het geval.
In de praktijk is een duurzame ontwikkeling nog vaak een zaak van regerings instanties, NGO’s of andere privee of openbare lichamen. Twee van de belangrijkste acteurs in het toerisme – toeristen en een plaatselijke bevolking – schijnen nog steeds een marginale rol te spelen.
Door een reflexieve benadering toepassen in het toerisme heb ik geprobeerd duidelijk te maken, waarom de toeristen de belangrijkste deelnemers in het toerisme zijn en dat zij een fundamentele rol in welke toeristische ontwikkeling dan ook spelen. Hetzelfde geldt voor een bestemming. Ik heb uitgelegd, dat een bestemming niet alleen een combinatie van hotels en toeristische attracties is, maar dat het dagelijkse plaatselijk leven een hele belangrijke rol in het toerisme speelt. Degenen die het toerisme als voornamelijk economische activiteit blijven zien, gaan eraan voorbij, dat een groot deel van de opgedane ervaringen van toeristen uit niet-toeristische bronnen komt. Een duurzame toeristische ontwikkeling, die alles wat buiten een toeristische infrastructuur valt negeert kan weinig effectief zijn. Alleen door de ontmoeting tussen toeristen en alles wat plaatselijk is in het hart van het toerisme en duurzame toeristische ontwikkeling te plaatsen kunnen we een balans vinden voor een algemene duurzaamheid die gericht is op de toekomstige generaties van beiden.
» Deze website is niet commercieel en genereert geen inkomsten; daarom wordt het op prijs gesteld, wanneer diegenen die de inhoud ervan actief gebruiken een vrijwillige donatie maken – klein en symbolisch als die ook mag zijn – door op de DONATE toets te drukken (Paypal systeem) onderaan deze pagina «
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
…
3 Responses to “DE REFLEXIEVE BENADERING TOT HET TOERISME”
Geef een reactie
De Reflexieve Benadering van Bestemmingen in het Toerisme
De Reflexieve Benadering van Bestemmingen in het Toerisme
Een toeristen bestemming is een gebied waar toeristen komen en daar op zijn minst één nacht verblijven; het feit dat toeristen daar naartoe gaan geeft aan, dat er attracties zijn, die speciaal voor toeristen ontwikkeld zijn (de hoofd- en nevenbelbronnen). Daar we als kernpunt van het toerisme het moment nemen, waarop een toerist begint te beleven, betekent dit, dat de objecten en fenomenen die de toerist beleeft als ook de tegenwoordigheid van de toerist zelf onlosmakelijke onderdelen vormen van het toerisme.
We kunnen een onderscheid maken tussen macro- en micro-bestemmingen. Een land in zijn geheel kunnen we een bestemming noemen. “Waar gaan jullie dit jaar met vakantie naartoe?” “We gaan naar Thailand!” Duurzaamheids vraagstukken spelen dan vaak af op het niveau van internationaal (lucht) transport, bijvoorbeeld. Dan zijn er de kleinschalige bestemmingen, wat een Nationaal Park kan zijn, een stadje of een plattelands gemeenschap. De duurzaamheids problematiek speelt dan op micro-niveau, waarbij een plaatselijke bevolking meer betrokken is.
Een bestemming bestaat uit:
1. Reizigers:
A. Toeristen;
B. Reizigers die toevallig op een bestemming zijn en misschien ook een paar dagen “toeristje spelen”; ook dagjesmensen vallen onder deze categorie;
2. Toeristische Infrastructuur:
A. Toeristen attracties die speciaal voor toeristen aangelegd of ontwikkeld zijn met de nodige voorzieningen (hoofd- en nevenbelbronnen);
B. Hotels, restaurants, souvenir winkels, informatie centra, wegen die speciaal voor het toerisme aangelegd zijn, transport voor toeristen, plaatselijke reisagenten, etc.
3. Plaatselijke Infrastructuur: woonhuizen, scholen, winkels, banken, klinieken, plaatselijke overheden etc. voor het gebruik van de plaatselijke bevolking als ook voor ieder ander die daar toevallig aanwezig is; deze infrastructuur wordt dus ook met toeristen en reizigers gedeeld: de zogenaamde gedeelde en toevallige belbronnen.
4. Plaatselijke Bevolking, als ook iedereen die daar aanwezig is:
A. diegenen die op een of andere wijze bij het toeristisch gebeuren betrokken zijn;
B. diegenen die niets met het toerisme te maken hebben.
Uit bovenstaand schema blijkt duidelijk dat wat een bestemming betreft we het over een hele gevariëerde samenstelling hebben waarbij vele mensen en instanties betrokken zijn: eigenaren, managers, toeristen of werknemers aan een kant, maar er zijn ook de investeerders, project ontwikkelaars of bemiddelaars.
Kunnen we een plaats een toeristen bestemming noemen, wanneer er geen toeristen zijn? Sommige mensen houden aan, dat een toeristen bestemming die titel krijgt wanneer de bestemmming ervoor klaar gemaakt is om toeristen te ontvangen. Anderen stellen dat zonder toeristen er geen toerisme is. Zelf houd ik hier aan, dat een bestemming een toeristen bestemming wordt wanneer er toeristen komen en die daarmee een intrinsiek onderdeel van een bestemming vormen. Dit betekent ook dat een toeristen bestemming zo genoemd kan worden, ondanks het feit dat de bestemming er niet op voorbereid is toeristen te ontvangen – zij komen eenvoudigweg om een of andere reden en vooral in deze gevallen kunnen we de negatieve kanten van het toerisme zien: het gebrek aan voorbereiding op een bestemming om toeristen te ontvangen.
We komen hiermee op een van de basis punten van de problematiek rond toeristen bestemmingen: in vele gevallen heeft de plaatselijke bevolking geen controle en weet simpelweg niet, wanneer en hoeveel toeristen verwacht kunnen worden. Zo vaak vallen toeristen plotseling binnen en verdwijnen weer even snel. Te vaak heeft de plaatselijke bevolking geen controle over wat toeristen aantrekt. We moeten ons daarbij goed voor ogen houden, dat iedere plaats een toeristen bestemming kan worden, want het is een zaak hoe een plaats naar toeristen toe uitgebeeld wordt en in hoeverre dit beeld met de verwachtingen van pre-toeristen overeenkomt.
Om toeristen te trekken en om een toeristen bestemming te worden zijn er vele identiteiten betrokken. Er zijn niet alleen de betrokkenen bij de (potentiële) bestemming zelf, maar er zijn ook de bemiddelaars tussen toeristen aan de ene kant en de toeristische attracties, infrastructuur en plaatselijke bevolking aan de andere. Deze bemiddelaars opereren vaak buiten de bestemming of zelfs vanuit een ander land of continent. Deze bemiddelaars bestaan vooral uit reisorganisaties die in het land van bestemming of in het land van herkomst van de toerist actief zijn en verder betreft het ook Verkeersbureau’s of niet-regerings instanties. Zij voorzien de toerist van doel gerichte informatie, materiële beelden en feitelijke informatie. Hun rol op een bestemming is indirect, maar de overredings kracht die zij hebben bij de keuze van toeristen van hun vakantie bestemming en de dominante positie die zij innemen op het gebied van informatie voorziening betekenen in de praktijk dat deze reisorganisaties een belangrijke invloed op een bestemming kunnen uitoefenen.
We hebben aan het begin gesteld, dat toeristen een onderdeel van een toeristen bestemming vormen en we moeten nu eens bekijken hoe toeristen een bestemming kunnen helpen vorm te geven – en hoe een bestemming toeristen kan beïnvloeden. Dit is nu precies de reflexieve benadering tot het toerisme, die daarbij ook moet dienen om meer inzicht te geven hoe duurzaamheids concepten ingevoerd kunnen worden en hoe de negatieve effecten van de aanwezigheid van toeristen verzacht kunnen worden.
De reflexieve benadering van het toerisme helpt ons een duidelijker beeld te krijgen hoe het toerisme werkt: de spil waar het toerisme omdraait is het moment, waarop een toerist een attractie beleeft; in andere woorden wanneer een toerist belevings caloriën opneemt (BelCal) uit een belevingsbron (Belbron). Dit is het moment waarop toerist en bestemming elkaar ontmoeten en de reden waarom een toerist daar naartoe wilde gaan. De reflexiviteit kan dan toegepast worden op de toerist en de bestemming en de wederzijdse invloeden die zij op elkaar uitoefenen.
Daarom brachten wij een verschil aan tussen de Belbronnen die speciaal voor toeristen ontwikkeld zijn (de hoofd- en nevenbelbronnen) en die belbronnen die een plaatselijke bevolking met de toeristen deelt, zoals het dagelijkse dorpsleven, bijvoorbeeld (de gedeelde en toevallige belbronnen). Dit onderscheid is belangrijk, daar deze laatste groep vaak de hoofdmoot van vakantie ervaringen oplevert en daarbij te maken heeft juist met het directe contact tussen toeristen aan de ene kant en de plaatselijke bevolking, hun huizen, hun cultuur en de landschappen in het algemeen aan de andere.
Als wij naar de Tourist Lifestyle Schaal kijken (zie http://www.tourismtheories.org/?cat=106&lang=nl ), dan zien we dat degenen die aan de rechterkant staan vooral hun ervaringen uit de hoofd- en nevenbelbronnen putten, terwijl degenen aan de linkerkant (alocentrische kant) het meest beleven bij de gedeelde belbronnen. In dit laatste geval hebben reisorganisatie dus veel minder invloed en de plaatselijke bronnen juist meer.
Dan is er dit punt dat toeristen onderdeel van een bestemming vormen, maar dit betekent dat we moet bezien hoe toeristen deze deelname kunnen benutten. Hoe kunnen toeristen helpen bij de besluitsvorming over de ontwikkeling van een bestemming, de “image” ervan en de beperkingen die vaak opgelegd moeten worden? Zijn de toeristen echte deelnemers (zoals men in het Engels zegt “stakeholders”)? Natuurlijk zijn zij dat.
Op een bestemming werken er vele plaatselijke mensen in het toerisme en een ieder van hen draagt op zijn eigen wijze aan het toerisme bij. Maar bij de toeristen ligt dit anders. Elke week zijn er weer andere toeristen en zelden zien we dezelfde gezichten een tweede keer verschijnen (de zogenaamde “herhalers” vormen een heel klein onderdeel van de toeristen). Met andere woorden wanneer we op een bestemming over de toeristen praten, denken we aan de gehele groep en niet aan individuele personen. Hoe kunnen we een hele groep van onbekende mensen bij een bestemming betrekken?
Allereerst moeten we een duidelijk verschil maken tussen reizigers in het algemeen en toeristen. Toeristen zijn reizigers die:
- naar een bestemming reizen zonder enige verplichting of dringende reden, met andere woorden als vrijetijds verdrijf;
- als hoofddoel hebben eigen behoeftes en verwachtingen te bevredigen (onafhankelijk van het feit of een toeristen bestemming deze behoeftes kan bevredigen);
- erop staan, dat hun bestemming enigszins aan hun behoeftes aangepast is; voor vele toeristen die aan de rechterkant van de Lyfe Style Schaal staan betekent dit doorgaans meer luxe te verlangen dan de mensen op de bestemming zelf kennen, terwijl degenen in het midden of aan de linkerkant van deze schaal vaak minder luxe en comfort verlangen dan ze zelf thuis gewend zijn.
De bekende Amerikaanse schrijver Paul Theroux voegde hier nog een vierde punt aan toe: Toeristen weten niet waar ze geweest zijn, terwijl reizigers niet weten waar ze naarttoe gaan.
Velen denken, dat toeristen bereikt kunnen worden via de reisorganisaties waar zij hun reis geboekt hebben, wat tot zekere hoogte waar is. Echter meer dan de heeft van de toeristen maken geen gebruik van reisorganisaties, waardoor we met het punt blijven zitten hoe toeristen als groep op een bestemming een zekere invloed kunnen uitoefenen.
Het uitgangspunt hier is, dat wanneer toeristen eenmaal besloten hebben waar ze met vakantie naartoe gaan zij niet alleen daar verwachtingen over creeëren, maar daarmee ook een belangstelling voor de bestemming en een belang erin ontwikkelen. Wanneer de vakantiekeuze gemaakt is, wordt de verkozen bestemming in een ander licht bezien. In algemene termen betekent dit, dat de toerist een zeker gevoel van maatschappelijk verantwoordelijkheid ontwikkelt, daarnaast ook een economische betrokkenheid (bijvoorbeeld door ervoor te zorgen zoveel mogelijk direct op de bestemming te betalen en niet vooraf aan reisorganisaties), ten derde kunnen toeristen een gevoel van solidariteit ontwikkelen en dan vooral met toekomstige generaties (hun eigen en die van de plaatselijke bevolking), ten vierde is er de verbondenheid met de bescherming van de biodiversiteit and tenslotte moeten we het respect jegens andere culturen noemen. Deze vijf niveau’s van belangstelling voor en belang in een bestemming zouden door de meeste toeristen in meerdere of mindere mate gedeeld moeten worden, wat vervolgens vertaald kan worden naar een gelijksoortig gedragspatroon onder toeristen, wat zich vervolgens op een bestemming openbaart als een homogenere groep mensen dan voorheen het geval was. Met andere woorden kunnen de hier genoemde vijf niveau’s voor een algemene noemer zorgen met betrekking tot het gedrag van toeristen op een zekere bestemming.
Deze vijf niveau’s hebben betrekking op de drie pilaren waar de duurzaamheids concepten op gebouwd zijn: de Planeet, Populatie en de Poen (“Planet, People, Profit”). In het geval van het economische aspect is dit duidelijk met de betrokkenheid die hierboven aangegeven was. Dan zijn er de elementen van solidariteit en verbondenheid die op de pilaar Planeet betrekking hebben, en het respect en de verantwoordelijkheid zijn verwoven met het concept van de plaatselijke bevolking.
Deze laatse twee niveau’s hebben de laatste jaren aan belang gewonnen door de toenemende mate, waarin mensen via internet zich groeperen en contact zoeken met mensen met soortgelijke motivaties. Het een en ander is nauw verbonden met de ontwikkeling van projecten zoals Facebook of Twitter en het maatschappelijk bewustzijn op wereld niveau wordt daardoor geprikkeld. Daarnaast is er ook het feit dat vooral via Internet de mensen dagelijks met natuurrampen geconfronteerd worden en verder bijna gebombardeerd worden met informatie over de opwarming van de aarde en het verlies aan biodiversiteit.
Op mijn website staat een artikel over informatie voorziening in het toerisme (zie http://www.tourismtheories.org/?cat=90&lang=nl ) waar ik drie informatie types noem die voor het toerisme van groot belang zijn: de feitelijke informatie, de doel gerichte informatie en de omschrijvende informatie. Echter vanwege de voornoemde veranderingen door de groeiende rol van Internet komt er een vierde type informatie opduiken, dat voor het toerisme van belang kan zijn: de sociale informatie als onderdeel van de zogenaamde Social Information Seeking (SIS). De afgelopen jaren is er een toenemend aantal websites waar mensen vragen kunnen stellen, die dan door willekeurige gebruikers beantwoord worden Een van de eerste voorbeelden was de pagina Answerbag en sindsdien zijn er vele bijgekomen, waarvan vermoedelijk Yahoo!Answers de populairste is.
Het idee hierachter komt met het Wiki concept overheen, waarvan Wikipedia het bekendste voorbeeld is. De vragen paginas bestaan uit vier niveau’s: er is een deel waar mensen vragen kunnen stellen, dan is er de mogelijkheid voor wie dan ook om die vragen te beantwoorden, ten derde is er de mogelijkheid, dat deze antwoorden geindexed worden en via zoekmachines weer tevoorschijn komen wanneer webgebruikers antwoorden zoeken op eerder gestelde vragen en tenslotte is er de gemeenschap die er rond de site ontstaat. Dit kan op wereldniveau, maar ook beperkt worden tot zekere groepen met een dezelfde interesse (gemeenschappen). De term gemeenschap is hier in de breedste betekenis van het woord gebruikt, en deze sites worden de cQA-sites genoemd. Sinds 2003 worden deze sites ontwikkeld en in aantal zijn ze snel toegenomen. Daarnaast is er ook nog de groeiende tendens dat mensen op Internet vragen stellen in plaats van zelf het antwoord proberen te vinden. Meer en meer mensen schijnen te denken: “Waarom zal ik tijd verspillen om een antwoord op te zoeken, wanneer ik via Internet de mensen kan bereiken die het antwoord weten?” Op Internet forums of andere communicatie platvormen ziet men ook deze tendens dat er steeds meer vragen gesteld worden.
Het potentieel voor het toerisme van de cQA sites is natuurlijk enorm en dit soort sites kunnen een link gaan vormen tussen toeristen en een bestemming of een plaatselijke bevolking. Daarnaast kunnen we zien hoe via steeds geavanceerdere Search Engine Optimization (SEO) technieken de (potentiële) toeristen steeds makkelijker antwoorden op de meest uiteenlopende vragen kunnen vinden en de rol van cQA sites in combinatie met zoekmachines vormen een hele interessante bron van sociale informatie inwinning.
Naast de groeiende rol van Internet ook in het sociale leven van de mensen, is er ook het niveau van de maatschappelijke verantwoordelijkheid waar de laatste jaren veel beweging in zit. In 2010 verklaarde de topman van Unilever Paul Polman (zie http://www.warc.com/LatestNews/News/Unilever%20finds%20%22purpose%22.news?ID=27928 ) “Tegenwoordig wordt het concept waarde steeds meer geassocieerd met producten die tonen dat zij sociaal verantwoordelijk zijn. …..Een geslaagd product moet winst opleveren, maar moet ook een stuk maatschappelijk bewust zijn tonen… Elk merk moet een sociale missie hebben en de consument moet een integraal deel vormen bij het vaststellen van die missie.”
Het is uiteraard interessant te zien hoe op wereld niveau concepten zoals de maatschappelijke verantwoordelijkheid aan belang aan het winnen zijn, terwijl bij de zuivere economische beweegredenen juist vraagtekens geplaatst worden.
Tot nu toe was informatie voorziening een van de sterkste troefkaarten die reisorganisties in handen hadden, maar deze dominerende rol begint nu te verminderen. Tour Operators controleerden altijd een groot deel van de informatie kanalen van een bestemming en namen de beslissingen wat de beeldvorming van een plaats betreft. Tesamen met het economisch gewicht dat altijd op verkoops volume gestoeld was, speelden Tour Operators een dominerende rol op vele bestemmingen. Echter onder invloed van de vele Internet ontwikkelingen zoals hierboven beschreven kunnen we zien, dat die rol niet noodzakelijkerwijs meer zo dominerend is en dat niet alleen de toerist zelf tegenwoordig mondiger wordt en gehoord wil worden, maar dat men op een bestemming ook meer mogelijkheden krijgt om zelf beslissingen te nemen, die gericht zijn op een duurzame ontwikkeling en daarbij niet alleen op economische overwegingen steunen.
Door de toeristen in het centrum te plaatsen van het toerisme in combinatie met de verschillende soorten belbronnen is een benadering die overeenkomt met het oorspronkelijke karakter van het toerisme en van het reizen in het algemeen: het sociaal-psychologische aspect. Niet tot de jaren zeventig is het toerisme omgeturnd van een hoofdzakelijke sociale activiteit tot een economische, waarbij reisorganisaties producenten werden, de belbronnen de producten, die aan klanten verkocht werden: de toeristen. Echter is het tegenwoodig onder druk van Internet ontwikkelingen en de noodzakelijke stappen op het gebied van een duurzame ontwikkeling niet meer houdbaar om deze zuiver economische benadering nog langer te handhaven.…
Geef een reactie
Het moderne toerisme
Het begrip “toerisme” is in volle omvang vanaf de jaren vijftig ontwikkeld – daar voor reisde men. Ging men vroeger een of meerdere dagen naar een plaatselijk strand of naar kennissen op het platteland en begon in de twintigste eeuw het begrip vakantieganger de kop op te steken, werden er vanaf de jaren vijftig steeds meer ‘grote’ vakanties georganiseerd en gaat men in het Westen minimaal 3 of vier weken met vakantie. Door bevolkings groei en verbeterde economische voorwaarde in het Westen begonnen miljoenen mensen lange vakanties te nemen en is in de 21ste eeuw de vakantie al iets ‘heiligs’ geworden, waar niemand blijkbaar meer buiten kan – dit in grote tegenstelling tot ontwikkelings landen. Vanuit het westen werden er enorme transportlijnen opgezet met bus, trein of vliegtuig en om al deze tendensen het hoofd te bieden werden er op vele plaatsen grote resorthotels uit de grond gestampt. Er ontstond een patroon van grote investeringen, groots opgezette reisorganisaties, propaganda machinerie en begon men het woord toeristenindustrie te gebruiken. Wat vroeger reizigers waren, werden klanten van deze industrie (toeristen), wat vroeger vooral een sociaal ingestelde activiteit was, werd vanaf de jaren zestig een economische zaak van vraag en aanbod en waar vroeger de reiziger accepteerde hoe andere streken of landen waren, eist de toerist van nu, dat een bestemming aan zijn smaak en interesses enigzins aangepast is….
Geef een reactie
Toeristische Attracties – Belbronnen
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
Het sublime moment in het toerisme is het moment van beleven. Zoals men bij het nuttigen van een maaltijd voedingsstoffen en caloriën tot zich neemt, is er een soortgelijke opname van impulsen via de zintuigen. We trekken de analogie door en noemen de prikkels die de zintuigen ontvangen de opname van Belevings Caloriën – in het kort BelCal. Deze BelCal worden verwerkt door het brein. Een eenheid opgenomen en verwerkte BelCal heet een ervaring. Het proces van opnemen van BelCal (het beleven dus, oftewel de consumptie van een toeristisch product in ons geval) en de verwerking tot een ervaring maakt gebruik van een intellectueel “spijsverterings” systeem, gebaseerd op referentiekaders en in het geheugen opgeslagen beelden, geuren, geluiden etc. Om als toerist uit de eigen sociale omgeving weg te zijn en mensen en dingen om ons heen waar te nemen, zonder dat ons eigen “ik” daar een dominerende en interpreterende rol in speelt, is een van de mogelijke gevolgen van de opname van BelCal en dan denken wij er wel aan dat deze opname doorgaans vrijwillig is. De toegepaste criteria noemen we hier referentiekaders, die ook weer verband houden met het vermogen om te kunnen associëren en verder bedoelen we met het woord referentiekader alle sociaal en cultureel vastgelegde vormen en normen om informatie te verwerken. De toepassing van onze eigen criteria op het waargenomene wordt populair gezegd wel de verwerking van indrukken genoemd.
Deze opname van BelCal komt uit de zogenaamde belevingsbronnen (Belbron); toeristische attracties vallen hier onder. Op dit punt moet er wel duidelijk gemaakt worden, dat toeristen allerlei zaken beleven en dat vele van deze belevingen en hun resulterende ervaringen niet noodzakelijkerwijs uit toeristische attracties hoeven te komen. In elke omgeving die anders is dan de thuis omgeving (een gegeven in het toerisme), valt er overal wel wat te zien, te ruiken of, anders gezegd: dingen vallen op. Het toeristisch beleven betreft dus ook de omgeving, een plaatselijke bevolking, de kleuren van hun huizen of de geuren van gerechten. Wij kunnen dus alle belevingen en ervaringen verdelen in degene, die het resultaat zijn van een van tevoren geplande toeristische attractie (museum, canopy tour, skibaan bijv.) of door toevallige omstandigheden, zoals een landschap, een plaatselijke religieuze bijeenkomst of ook de mindere leuke, zoals een ongeluk of overstroming.

In steden zie je veel Gedeelde Belbronnen die nooit speciaal voor toeristen bedoeld zijn geweest. Olifanten vormen een normaal dagelijks straatbeeld in India.
Er zijn dus bronnen, die alleen voor de toerist aangelegd zijn en andere, die deel uitmaken van het dagelijkse leven van een bevolking, zonder dat daarbij eigenlijk aan toerisme gedacht wordt.
Het beleven moge dan het kernpunt zijn, waarom een vakantie draait, het beperkt zich echter niet alleen tot de toeristische attracties en hun omgeving. Voor dat men bij een plaats komt, waar BelCal opgenomen kunnen worden -, is er al een heel verhaal aan vooraf gegaan. In de zone van een Belbron overnacht men doorgaans en men maakt ook gebruik van een wegennet, restaurants of souvenirs winkeltjes. Deze hele infrastructuur, die in principe vooraf gaat aan de beleving van een specifieke Belbron, vormt een deel van die beleving. De hoofdbelbron is dan de reden, waarom een toerist naar die bestemming toe wilde gaan, oftewel het is de mogelijke ervaring, die de toerist oorspronkelijk zocht. Er zijn echter ook vele andere zaken waar een toerist van kan genieten buiten de hoofdbron om. Dit gebeurt door het creeëren van nevenbelbronnen naast de hoofdattractie, waar de toerist voor gekomen is. De toerist arriveert om een beroemde waterval te zien, maar tegelijkertijd kunnen de mensen rond deze belbron ook andere attracties creeëren. Een hotel kan een botanische tuin aanleggen, een oude water molen kan weer gerestaureerd worden, men organiseert een muziek festival en er zijn verder vele vormen om BelCal aan te bieden – uiteraard tegen een zekere geldelijke vergoeding. Souvenirs en andere soorten winkels kunnen ook voorzien in additionele BelCal bronnen. Mensen vinden het nu eenmaal leuk dingetjes te kopen van de streek waar ze met vakantie zijn – aannemend dat deze producten daadwerkelijk in de streek zelf gemaakt zijn en bij voorkeur enige originaliteit bevatten of culturele elementen die bij die bepaalde bevolking hoort. Een van de redenen hier achter is, dat men de toerist zolang mogelijk in de zone of streek wil houden. Hoe meer er te beleven valt, des te groter de kans dat de toerist nog een nachtje blijft. We praten dus nu niet zozeer over de potentiële BelCal van één attractie, maar over de belevingswaarde van een hele streek. Een gebied waar veel verschillende dingen te doen zijn – met een hoog BelCal potentieel dus – trekt meer toeristen aan, dan een gebied waar men slechts komt om één zaak te zien en daarna direct doorreist. Een toeristen attractie heeft dus een BelCal waarde, maar een streek of zone ook – de som van individuele BelCal bronnen. Een hotel kan zelf al een Belbron vormen en niet alleen als uitvalsbasis voor het bezoek aan verschillende attracties van die zone. Sterker nog, er is een duidelijke tendens, dat hoteliers de toeristen graag wat extra nachtjes willen houden en zelf allerlei BelBronnen aanbieden: mooie tuinen, zwembaden, spa’s, tennis- of golfbanen, casino’s en nog vele van dit soort zaken. Deze BelBronnen, die gebruik maken van de aanwezigheid van toeristen, die voor een hoofdattractie komen, worden dus ook wel Nevenbelbronnen genoemd. Daarnaast zijn er de dorpen, plaatselijke winkeltjes, een parkje, kerkje of tempel als potentiële Belbronnen. Er bevindt zich hier dus een scheiding tussen Belbronnen, die de reden vormen, waarvoor de toerist ergens naartoe gekomen is (de hoofdbron), en dan zijn er de Belbronnen, die los worden aangeboden als meerwaarde van een zone, en die BelBronnen, die onderweg voor het oprapen liggen en voor de toerist gratis BelCal opname kunnen betekenen, al naar gelang het hem uitkomt en wat hij onderweg tegenkomt. Wij noemen dit de Gedeelde Belbronnen, daar men deze deelt met de bevolking. Voor de toerist levert de BelCal opname al of niet een toeristische ervaring op, maar voor de bevolking vormt dezelfde bron ook opname van BelCal, maar de resulterende ervaringen zijn alledaagse als onderdeel van hun normale leven. Dat wil zeggen, dat deze laatste ‘gedeelde’ bronnen afhangen van het feit of de toerist ze benut of niet. Naast de drie genoemde Belbronnen is er nog een vierde soort, en dat betreft de bronnen, die geen echte toeristische infrastructuur erbij hebben en ook nooit voor toeristen uitgekozen zijn. Het kan een mooi stuk bos betreffen, een afgelegen strandje of een plaats kan plotseling bekendheid verwerven door een of ander natuurlijk fenomeen. Wij noemen dit de toevallige Belbronnen, daar het de vraag is of de toerist ze kan vinden of niet. Ook de kudde koeien die plotseling de weg oversteekt kan zo’n BelBron vormen. We vatten dit samen:
HOOFDBELBRONNEN:
de voornaamste reden, waarom een toerist naar een bestemming gaat, met andere woorden een trekpleister. Hierdoor is dit soort bronnen vaak grootschalig. Voorbeelden zijn de Iguazu watervalen, Disney World of het Kruger Park.
NEVENBELBRONNEN:
in de buurt van een hoofdbelbron; maakt gebruik van de aanwezigheid van toeristen aldaar en hierdoor vaak kleinschaliger en ook speciaal aangelegd voor toeristen. We denken aan een spa in een hotel, de zogenaamde Canopy Tours of een plaatselijke dansvoorstelling.
GEDEELDE BELBRONNEN:
deze worden ook voor andere doeleinden gebruikt, met andere woorden zouden deze belbronen ook bestaan hebben zonder de aanwezigheid van toeristen. Ze worden dus gedeeld met de bevolking. De aanwezigheid van deze belbronnen betekent niet, dat de toerist ze opmerkt en er BelCal uit zal halen. Het kan een leuk kerkje betreffen, de versiering van huizen of een mooie boslaan.
TOEVALLIGE BELBRONNEN:
deze betreffentoevallige omstandigheden, die nooit voor toeristen bestemd waren. Een kudde schapen, die plotseling de weg oversteekt of een toevallige ontmoeting met aardige mensen zijn hier voorbeelden van. Deze Belbronnen zijn dus nooit alszodanig ontworpen en hebben dus geen infrastructuur en als belbron ook geen eigenaar. Ook vallen hier onder – helaas- ongelukken en natuurrampen.
De invloed die toeristen op belbronnen uitoefenen speelt op verschillende manieren. Er zijn de fysieke invloeden (vervuiling is er een voorbeeld van) en de socioculturele invloeden (het achterstellen van een plaatselijke bevolking kunnnen we noemen in dit geval). Daarnaast zijn er belbronnen, die bij het gebruik niet veranderen (een rivier bij het zg. white water rafting) en degene, die hier wel onder ‘lijden’: een bos, bijvoorbeeld. Dan zijn er de Belbronnen, die bij aanleg schade berokkend hebben (als ook de erbij horende infrastructuur) en andere niet.
We moeten er op dit punt wel bij stil staan, dat iets een BelCal bron is, omdat die door de mens als zodanig bestempeld wordt. Een vergezicht wordt pas een vergezicht als er iemand naar staat te kijken. Een waterval kan duizenden jaren naar beneden kletteren, maar wordt pas een BelCal bron als iemand op het lumineuze idee komt er mensen naar toe te halen speciaal om het spektakel van vallend water te gaan zien. In die zin is een Belbron altijd een creatie van de mens, onafhankelijk van het feit hoelang het natuur fenomeen (bijvoorbeeld) bestaan moge hebben. Een Belbron kan van de grond af aan geheel geconstrueerd worden (een pretpark bijvoorbeeld of een museum); de attractie kan gedeeltelijk gemaakt worden, zich baserend op reeds bestaande structuren (uitzicht punt waarbij alleen het punt zelf enige constructie vereist, bos waar alleen nog maar een pad aangelegd hoeft te worden) of geheel natuurlijk zijn zonder inmenging van de mens (een strand bijvoorbeeld). Wat echter wel altijd een inmenging van de mens blijft, is de infrastructuur rond de attractie en de manier om er te komen.
Bij de hoofdbelbronnen kunnen we zien dat vaak door de grootschaligheid ervan aanzienlijke schade wordt aangericht bij de aanleg ervan op zowel fysiek als sociocultureel niveau, en dat hetzelfde geldt voor het gebruik. Er zijn overigens gevallen van hoofdbelbronnen, zoals de Iguazu watervallen, waarbij de attractie zelf nooit aangelegd is, maar de enorme infrastructuur en wegen er omheen wel. Voor de nevenbronnen ligt dit anders. Vanwege een kleinschaliger karakter zou de aanleg ervan fysiek niet schadelijk hoeven te zijn, noch het gebruik ervan. Dit geldt ook op sociocultureel niveau. De gedeelde belbronnen zijn nooit voor het toerisme aangelegd, dus in die fase ook nooit schadelijk geweest; hetzelfde geldt voor de toevallige bronnen. Bij het gebruik van de gedeelde bronnen nemen we aan dat er fysiek weinig schade aangericht wordt, of het moest dezelfde schade zijn, die een plaatselijke bevolking ook aanricht: de uitlaatgassen van de plaatselijke bus bijvoorbeeld. Wat wel schadelijk bij de nevenbelbronnen kan zijn, is het probleem van teveel mensen om dezelfde plek. Een dorp kan ‘onder de voet gelopen’ worden, waardoor de gedeelde belbron bijna exclusief voor de toeristen wordt en de plaatselijke bevolking, maar ergens anders hun heil moeten zoeken.
We kunnen de gevolgen van het toerisme op Belbronnen als volgt samenvatten:
AANLEG | GEBRUIK | ||||
Fysiek | Sociocultureel | Fysiek | Sociocultureel | ||
Hoofdbelbron | S | S | S | S | |
Nevenbelbron | S | S/N | S/N | S/N | |
Gedeelde belbron | N | N | S/N | S/N | |
Toevallige belbron | N | N | N | N |
S betekent Schadelijk en de N betekent Niet-Schadelijk; S/N betekent dat de zaak niet duidelijk ligt.
Het is duidelijk uit bovenstaande tabel, dat de meer idealistisch ingestelde toerist aanvoelt, dat bij de Gedeelde Belbronen en Toevallige Belbronnen minder schade aan het milieu aangebracht wordt. Voor het grootste deel komt dit door het karakter van de belbronnen, maar vooral ook door de kleinschaligheid ervan. De grootste schade posten veroorzaakt bij het toerisme zijn de grootschalige projecten en het probleem van teveel mensen op één plek (stranden!). Helaas kan niet alles in deze wereld kleinschalig zijn en zeker niet met de snel groeiende aantallen toeristen van tegenwoordig.
Er zijn vele verschillende manieren waarop een toerist met vakantie kan gaan. Het kan individueel zijn of in een groep, alle hotels en maaltijden kunnen van tevoren gereserveerd zijn, of de toerist heeft juist helemaal niets geregeld.
Afhankelijk van hoe de toerist zijn vakantie gepland heeft, kunnen we kijken hoe het gebruik van de Belbronnen liggen.
Resorttoerisme:
De hoofdbelbron is doorgaans het resort zelf. Er zijn een paar eenvoudige en makkelijk herkenbare nevenbronnen bij (spa, paardrijden op het strand of een minigolf om maar wat te noemen). De toerist kan niet of nauwelijks het complex verlaten, wat betekent dat er weinig plaatselijke indrukken opgedaan worden en er zo goed als geen contact met de plaatselijke bevolking is, met andere woorden worden er geen nieuwe ervaring opgedaag op basis van de gedeelde belbronnen, terwijl ook de incidentele belbronnen zich nauwelijks zullen presenteren. Ook via het personeel van het resorthotel kan men weinig authentieks verwachten, daar doorgaans het overgrote deel van dit personeel ook niet uit die zone komt.
We kunnen hier overigens ook het geval noemen van de Cruise schepen, waar hetzelfde op van toepassing is.
Groepsreizen (comfortabel):
Dit soort reizen doen doorgaans een paar zeer bekende hoofdbelbronnen aan (“highlights”) en geven verder de optie om nevenbelbronnen te bezoeken. De hotels zijn dus comfortabel, wat vaak inhoudt, dat het personeel van buitenaf aangetrokken wordt. Het aantal gedeelde belbronnen is beperkt, maar zijn er wel. Men rijdt elke dag door het landschap en onderweg kan gestopt worden. Er is ook een tendens dat Tour Operators schooltjes bezoeken of zelfs thuis bezoeken organiseren juist om de opname van BelCal uit gedeelde belbronnen wat hoger te maken.
Groepsreizen (openbaar veroer, wandelreis etc.)
Misschien doen dit soort groepen een paar hoofdbelbronnen aan (niet altijd) en ook een paar nevenbelbronnen. Het aantal gedeelde belbronnen waaraan de toerist wordt blootgesteld is een stuk hoger dan bij de groepsreis van hierboven – alleen al het reizen met openbaar vervoer is daarvoor een waarborg. Om dezelfde reden zullen er zich zeker incidentele belbronnen voordoen, ook omdat dit soort reizen vaak meer van omstandigheden afhankelijk zijn. Het contact met een plaatselijke bevolking kan dan ook van groot belang blijken voor de opname van BelCal.
Fit – Huurauto
Afhankelijk van wat de toerist zelf wil zal zijn vakantie over een aantal hoofd- en nevenbelbronnen bestaan. Daarnaast uiteraard veel gedeelde belbronnen, daar hij elke dag in zijn auto door het land trekt. De incidentle belbronnen (en we hopen uiteraard de positieve….) vormen ook een belangrijk onderdeel voor opgedane ervaringen, hoewel dit vaak van de toerist zelf afhangt in hoeverre hij daar open voor staat.
Fit – Openbaar Vervoer of shuttle
Weinig hoofdbelbronnen daar die moeilijker te bereiken zijn. Hetzelfde geldt voor de nevenbelbronnen, tenzij die vervoer inbegrepen hebben in hun arrangement. Het aantal ervaringen van gedeelde belbronnen zou hoog moeten zijn, als ook de kans op incidentele belbronnen.
Rugzak reizigers (‘backpackers’)
Doorgaans bezoeken deze reizigers geen hoofdbelbronnen en ook geen nevenbelbronnen, daar zij daar niet voor willen betalen. Het gaat er bij de ‘backpackers’ vooral om de incidentele belbronnen, alhoewel ze uiteraard vele kansen krijgen ervaringen te putten uit gedeelde belbronnen. Juist bij het reizen waarbij men het verloop ervan aan het toeval overlaat, is er een nadruk op incidentele belbronnen – ook omdat er geen economische waarde aangekoppeld is. Onderling schept men zelfs op over hoe toevallig zij de verschillende zaken geregeld hadden of interessante plaatselijke mensen ontmoet hebben.
Er zijn nog vele andere soorten reizen, waarvan we de trips met zeilboten kunnen noemen (onderweg dus heel weinig gedeelde belbronnen, behalve in de haven), meerdaagse trektochten in de bergen, te paard of wandelend. Meerdaagse excursies in groepsverband is ook een mogelijkheid, die afhankelijk van de toerist ervaringen kan opleveren uit verschillende soorten belbronnen. In dit laatste geval als ook bij groeps reizen, spelen dan de sociale ervaringen een grote rol, zeker wat de medereizigers betreft.
Elke bestemming in een land heeft een zeker aantal hoofd- of nevenbelbronnen als ook de gedeelde en incidentele. Men kan zelfs zover gaan om te zeggen dat een plaatselijke bestemming een zekere belevings waarde heeft, die de som vormt van hoofd- en nevenbelbronnen. Afgezien daarvan kan een streek veel potenieel aan gedeelde belbronnen aandragen (stadje of leuke dorpjes). Daarnaast is er de infrastructuur op het gebied van overnachtingen, restaurants, bars, supermarkten etc. In sommige plaatsen is die sector veel ruimer vertegenwoordigd dan in andere. We kunnen een plaatselijke bestemming in kaart brengen op basis van de belbronnen en infrastructuren die er aanwezig zijn. Een voorbeeld hiervan is het dorpje Tortuguero in Costa Rica, dat aan de kust in de jungle ligt en alleen per klein vliegtuigje of per boot bereikbaar is. De omschrijving zou er dan zo uitzien:
Bestemming: TORTUGUERO
Hoofdbelbronnen: Nationale Park Tortuguero
Nevenbelbronnen: – Wandeling naar de heuvel van Tortuguero
– Kanoen in het park
– Schildpadden half juni – half october
Gedeelde Belbronnen: weinig oorspronkelijk bevolking, de weg er naartoe per boot, dus ook weinig plaatselijks, veel personeel van buitenaf, dorpje bijna alleen voor hotel personeel
Toevallige Belbronnen: Behalve het ‘spotten’ van dieren weinig kansen verder, daar alles per boot gaat.
Infrastructuur: Hotels 1 – 3½ ster laagbouw, 10-70 kamers
Geen wegen, alles per boot; bereikbaar per klein vliegtuigje
Natuur omgeving, weinig nieuwe aanleg
» Deze website is niet commercieel en genereert geen inkomsten; daarom wordt het op prijs gesteld, wanneer diegenen die de inhoud ervan actief gebruiken (werkzaam in het toerisme, studenten en academici) een vrijwillige donatie maken – klein en symbolisch als die ook mag zijn – door op de DONATE toets te drukken (Paypal systeem) onderaan deze pagina «
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
…
Geef een reactie
Reisleiding
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
REISLEIDING
Het kostte ons moeite los te komen uit het Costa Rica gevoel – het land op zich gaat wel, maar ik heb het over de wijze waarop we het land beleefd hebben”. Een toerist die duidelijk kenbaar maakt dat de manier van het beleven van een vakantie minstens zo belangrijk was als het zien van een aantal toeristische hoogtepunten. De dankbrief met bovenstaande aanhaling geeft aan, dat meer dan ooit de reisbeleving binnen de groepsreis centraal is komen te staan. Dit is niet altijd zo geweest, en in het algemeen is de vorm van reisbeleving van de toerist aan het veranderen.
Toerisme en Reisleiding
De belangrijkste karakteristiek van een toeristisch attractie ligt in het feit dat het op de plaats van bestemming geconsumeerd wordt en niet bij de toerist thuis. Hieruit vloeit voort dat er gereisd moet worden om bij die attractie te komen en daarmee is de grondslag gelegd voor wat men toerisme noemt. De bestemming in het toerisme kan vele vormen aannemen en kan een strandbestemming zijn, een museum, een natuurpark of een rivier waar je goed kunt vissen. De klant, oftewel de toerist, reist daar naar toe om het aldaar te ‘consumeren’. Het sublime moment in het toerisme is het ogenblik waarop de toerist begint iets te beleven, oftewel bezig is belevingscaloriën (BelCal) op te nemen. De opname en verwerking van BelCal leidt tot een ervaring en dat is nu juist waar de toerist op uit is. De toerist wil een ervaring op doen en dat kan alleen, doordat de toerist zelf zijn zintuigen gebruikt en van buitenaf BelCal opneemt en die zelf tot een innerlijke ervaring verwerkt. In wezen betaalt de toerist dus voor de mogelijkheid om BelCal op te nemen en dit laatste is wat wij het consumeren noemen. De opname van BelCal en de verwerking ervan tot reiservaringen kan al beginnen op het moment dat het reizen begint, met andere woorden als we de huisdeur achter ons dicht trekken. BelCal kunnen worden opgenomen gedurende de reis, bij aankomst op de bestemming, waar vaak al nieuwe dingen te beleven zijn (ook wel de nevenbelbron genoemd) en tenslotte bij de hoofd Belbron, waarvoor men naar die bestemming gekomen is. Daarnaast zijn er de normale zaken voor de bevolking op een bestemming, maar die een belevingsbron (belbron) kunnen vormen voor toeristen, de zogenaamde Gedeelde bronnen. Dan zijn er tenslotte de toevallige voorvallen of incidenten, die onder het hoofdje Toevallige Belbronnen vallen. Om dit allemaal mogelijk te maken houden vele organisaties en instanties zich bezig met de reclame en verkoop van ‘mogelijke ervaringen’ (ook wel toeristische producten genoemd), zoals reisbureau’s, internet reisorganisaties, reisgidsen, etc. In het kort, bestaat het toerisme uit een groot aantal mensen, organisaties, hotels en andere gebouwen, attracties, vervoersmiddelen en nog vele andere zaken, die onder elkaar een ingewikkeld patroon van netwerken en relaties vormen. De toerist zelf maakt daar ook deel vanuit, als ook de reisleiders en gidsen.
Indien men alleen reist of met familie, dan heeft met doorgaans niet met een reisleider te maken, maar in sommige gevallen wel met een (plaatselijke) gids: de persoon die alles over een attractie kan vertellen of kan laten zien en daarmee meer mogelijkheden schept om BelCal op te nemen en tegelijkertijd de instrumenten aanreikt om tot een grondigere verwerking van de BelCal te komen met een bredere ervaring als gevolg. Met andere woorden kan de gids op de detalles wijzen en op zaken, die de toerist anders niet opgevallen zouden zijn, en tegelijkertijd meer begrip kweken en iets van achtergrond informatie voorzien, waardoor men dingen op een andere manier leert te bezien.
Reist men in een groep dan heeft men vaak wel te maken met een reisleider, die over het algemeen uitgestuurd is door de reisorganisatie, waar het betreffende arrangement aangeschaft was. Deze reisleider moet de groep van algemene informatie voorzien en uitleggen wat er te doen is (hoe het product beleefd kan worden); hij of zij moet er voor zorgen, dat de toerist op het juiste moment de juiste schoenen aan heeft en dat de toerist in het algemeen goed voorbereid is op wat hij gaat beleven. Een belangrijke zaak voor de toerist is, dat hij goed beslagen ten ijs komt, oftewel dat hij voorzien wordt van alle nodige informatie, van tevoren weet wat hem of haar te wachten staat en zo’n soort reis programma heeft, dat de capaciteit voor de opname van BelCal maximaal is op de plaats van bestemming. Een reiziger die moe is, of boos omdat hij in een heel andere omgeving zit dan verwacht, zal weinig BelCal opnemen.
Hierbij hoort dan ook een zekere gemoedsrust, dat men geld kan pinnen, met credit card kan betalen, dat men goed verzekerd is en dit soort zaken, waardoor een toerist zich beter op de opname van BelCal – het beleven dus – kan concentreren.

De stadstour is doorgaans een van de vaste agendapunten van een reisleider, tenzij hiervoor een gespecialiseerde gids gecontracteerd is.
Verder moet de reisleider ervoor zorgen dat alles wat in de reis inbegrepen zit ook uitgevoerd (aangeboden) wordt; daarnaast wordt er ook van een reisleider verwacht, dat hij de groep goed behandelt, voor een prettige groepsatmosfeer zorgt en in het algemeen zoveel mogelijk aan de wensen van de klant tegemoet komt. En uiteraard wordt de reisleider geacht welk probleem dan ook, hetzij van logistieke of psychologische aard, naar beste kunnen op te lossen. Voor velen binnen de toeristen sector – maar ook er buiten – is hiermee de kous af wat de reisleider en zijn functies betreft. Echter met de ontwikkeling van begrippen zoals duurzaamheid en globalisatie is de functie van de reisleider wel degelijk aan veranderingen onderhevig en wordt aan hem tegenwoordig een iets ander stel eisen gesteld.
Toerisme en Globalisatie
Mobiliteit is inherent aan het toerisme, en hiermee stuiten we op een daarvoor typisch begrippenstelsel: plaatselijk versus verweg. De BelCal bron bevindt zich op één plek, terwijl de toerist ergens anders vandaan komt – hetzij uit een ander land of uit een heel andere streek. Van groot belang in het toerisme is de notie van het hier en het daar en het verband wat er tussen twee plaatsen gelegd wordt. Deze verbanden zijn de afgelopen 20 jaar drastisch veranderd door onder andere een fenomeen dat we onder de naam ‘globalisatie’ kennen. Tussen het moderne toerisme en de globaliserende ontwikkelingen is er een interessante wisselwerking en beide oefenen op elkaar invloed uit. Zonder de globaliserende ontwikkeling had het toerisme naar vooral verre bestemmingen nooit zo’n vlucht kunnen nemen, maar juist door de groei van het toerisme is de globaliserende invloed weer versterkt. Hoewel men doorgaans denkt dat de zogenaamde globalisatie wel bekende koek is, kan het nuttig zijn een aantal effecten nog eens op een rijtje te zetten. Over de afgelopen 20 jaar of zo, hebben we de volgende globaliserende ontwikkelingen gezien:
1. Op communicatie gebied:
grootschalig longhaul transport, world wide web, internet, internet telefoneren, chatting en GSM; maar ook internationale systemen, zoals het Global Reservation System, Amadeus, Sabre en vele andere systemen;
2. Internationale financierings wezen
door middel van travellers’ cheques, Credit Cards, electronisch bankieren en pinmachines.
3. Wereldmarkten, onder andere door de GATS.
Men kan Coca Cola of Kodak nu overal ter wereld vinden. De grotere toegankelijkheid van markten op wereldniveau is ook niet aan het toerisme voorbij gegaan en Tour Operators bieden nu reizen aan naar waar ter wereld dan ook; er komen steeds meer internationale hotel- en restaurantketens en supermarkten waar ook ter wereld zien er allemaal zo’n beetje hetzelfde uit.
4. Opkomst en vooral ontwikkeling van internationale organisaties
zoals de UNEP en UNDP van de Verenigde Naties, het Wereld Natuur Fonds, op het gebied van de luchtvaart de IATA, de World Tourism Organisation en daarnaast moeten we ook organisatie zoals Greenpeace of Amnesty International noemen; de laatste jaren is de internationale organisatie Rainforest Alliance zeer actief.
5. Het toerisme heeft bijgedragen aan grotere bewustwording en kennis op macro-globaal niveau.
Het lokale dorpje heeft plaats gemaakt voor de ‘global village’; de universele taal wordt steeds meer het Engels, universele herkenbare imago’s komen uit de Disney stal, en iedereen stelt zich wat voor bij de kreet “tropical beach”. Natuur en culturele televisie programma’s (Animal Planet etc.) zetten een trend over de hele wereld. Ook de publicaties van National Geographic zijn hiervan een voorbeeld.
Vorige eeuw waren Zutphen en Samara nog twee geheel gescheiden plaatsen en de één wist nauwelijks van het bestaan van de ander af. De geografische afstanden zijn uiteraard niet veranderd, maar de communicatie en financiële afstanden zijn wel aan grote veranderingen onderhevig geweest. Beide plaatsen en beide gemeenschappen hebben ingehaakt op globale systeemstructuren en zijn in zekere zin dichter bij elkaar komen te staan. Tegenwoordig trekt de Zutphenaar die in Samara op bezoek is gewoon geld ‘uit de muur’, betaalt met credit card en beseft daardoor nauwelijks hoeveel de lokale munt waard is, weet van tevoren al waar de beste restaurantjes zitten, neemt in het internetcafé zijn post door of belt op zijn mobieltje even naar huis.
De belangrijkste verschillen liggen dus op communicatie niveau, op financieel terrein, de betere voorkennis, minder bezorgdheden over geld, over vreemde mensen, het ‘enge’ is er een beetje af en al na twee dagen loopt de toerist in de bestemming rond alsof hij nooit iets anders gedaan heeft. Ook de plaatselijke bevolking (nou ja – plaatselijk bevolking is maar een relatief begrip) weet wat men kan verwachten, haakt sneller op de wensen en tendensen in en is zich er meer van bewust van wat de toerist wil zien en wat niet.
Er is een principieel verschil tussen de ontwikkeling van het globalisatieproces en duurzaamheid. De globalisatie wordt door marktprincipes en consumptiepatronen voortgedreven, maar bij duurzaamheid is dit (nog) niet het geval. De duurzaamheids discussie is op gang gekomen omdat er een aantal zaken bezig zijn behoorlijk scheef te lopen: biodiversiteit vermindert, ozon lagen worden aangetast, broeikas effecten beginnen voelbaar te worden, bevolkings groepen worden achtergesteld en er zijn langzamerhand zoveel symptomen dat het op een ziekte begint te lijken. Het duurzaamheids principe word in eerste instantie ontwikkeld om deze trend tegen te gaan. Als men een lijstje opstelt als richtlijn voor duurzaam gedrag voor een toerist, dan zou dit er makkelijk kunnen uitzien als een lijst met alleen maar negatieve zaken die verboden zijn of nagelaten moeten worden. Echter, een beter contact met een lokale bevolking, betere inzichten in hun cultuur, een beter begrip voor de manier waarop een gemeenschap zo gegroeid is of een landschap zich zo ontwikkeld heeft, zijn allemaal meerwaardes vergeleken bij de beleving van de ‘ontdekkings reiziger’ van vroeger of de massa toerist van nu die soms duizenden kilometers reist om vervolgens in een ‘fast food’ restaurant terecht te komen – als mogelijk gevolg van het globalisatie proces.
Het proces van een duurzame ontwikkeling heeft een aantal gevolgen voor de ontwikkeling van het toerisme en daarmee dus ook op de toerist. Afgezien dat Belbronnen schoner en ook duurzamer moeten gaan werken en daarmee ook de infrastructuur die erbij ligt – zoals hotels of souvenirs winkels – hetzeflde geldt ook voor de toerist die steeds meer onder druk komt om zelf ook duurzaam bezig te zijn.
Globalisatie blijft echter een vaag begrip, waarvan sommigen zich zelfs afvragen, in hoeverre dit proces eigenlijk wel bestaat. Velen denken, dat er al sinds mensen heugenis globaliserende tendensen zijn geweest, maar dat die alleen nu wat sneller gaan. Daarbij is het wel zo, dat met de moderne technologie het contact tussen plaatsen en volkeren misschien veel intensiever is geworden, dit nog niet betekent, dat we dichter naar elkaar toe zouden groeien. De relatie tussen een toerist en iemand van een plaatselijke bevolking is daar een voorbeeld van (zie het artikel De Ontmoeting op http://www.tourismtheories.org/?cat=68&lang=nl )
De Toerist van vroeger en van nu
We kunnen nu proberen te kijken of het mogelijk is vast te leggen in welk opzicht de toerist van de jaren tachtig anders is dan de toerist van nu. We hebben twee belangrijke invloeden genoemd: het globalisatie proces en de duurzaamheid, alhoewel deze laatste nog bezig is zijn rol te ontwikkelen. Daarnaast zijn er een aantal oppervlakkigere factoren, zoals de stijging van besteedbaar inkomen, het aantal vakantiedagen of vervroegde pensioen data; de eindeloze dieren programma’s op televisie en de films over primitieve volkeren hebben daarnaast ook een zekere stempel gedrukt. Het steeds drukkere en gestreste leven in de Westerse maatschappijen speelt een rol. Het een en ander leidt er toe dat de toerist van tegenwoordig een ander stel verwachtings patronen creeërt dan zo’n 20 jaar geleden.
Op basis van deze overwegingen en factoren kunnen we eens kijken, hoe de toerist en dan in dit speciefieke geval de toerist van groepsreizen zich in zijn voorkeuren gedragen heeft op het gebied van belbronnen; wij hebben het dan over de afgelopen 30 jaar of zo, en verdelen deze periode in drieën:
- Gedurende de jaren zeventig en tachtig (om ergens te beginnen) was het groepsreis gebeuren vanuit Nederland vooral geconcentreerd op het Middellandse Zee gebied; normaal gesproken betrof het busreizen; het aanbod van reizen naar andere continenten was nog beperkt en van een heel avontuurlijk karakter. Naar andere continenten reisde men in groepsverband, omdat er bijna geen andere mogelijkheid bestond. Dit had onder andere tot gevolg dat het sociale groepsleven gedurende de reis wel belangrijk was, maar zeker niet centraal stond. Ieder wilde op zijn manier van exotische plaatsen proeven en een hoge BelCal opname stond centraal. Met andere woorden wilde men heel veel ervaringen opdoen. Het te volgen reisprogramma was altijd wat onzeker en geheel afhankelijk van plaatselijke omstandigheden. Of er een hotel klaar stond aan het einde van de dag was ook nooit helemaal zeker en iedere toerist waande zich een echte ontdekkingsreiziger; met andere woorden moest de reiziger over behoorlijk wat flexibiliteit beschikken. Belangrijk was ook, dat men een land wilde zien zoals het echt was en niet alleen toeristische trekpleisters. De voornaamste belbronnen waren dan ook de gedeelde bronnen (onder andere door het gebruik van openbaar vervoer) en de toevallige bronnen. Een hoofdbron werd wel bezocht, maar niet dagelijks. Wat de economische factoren van het land van herkomst betreft, was de groepsreiziger naar verre bestemmingen doorgaans midden tot hoog ontwikkeld en uit de sterkere economische lagen. Deze toeristen hadden ook vaak een iets idealistischer insteek, dan degenen die naar Spanje gingen om te liggen zonnen (zie TL-schaal op http://www.tourismtheories.org/?cat=106&lang=nl).
-
Vanaf het begin van de jaren negentig kwam er een ander soort groepsreizen op gang: gericht op hoog volume, lage prijzen, exact uit te voeren programma’s rond een paar internationaal bekende hoofdbelbronnen. De gehele reis wordt met eigen bussen uitgevoerd en het aantal toevallige en ook gedeelde belbronnen verminderde daarom. Het onvoorspelbare van een reis verdween hiermee, als ook zekere romantiek en het routine element kwam daarvoor in de plaats. Lokale agenten moesten voor een vlekkeloze afwikkeling van een reis zorgen en de reisleider kon zich veel meer met het sociale groepsleven gaan bemoeien dan daarvoor. De toerist koos de optie van de groepsreis vanwege de gezelligheid en een stuk veiligheid, daar men toch naar een beetje ‘enge’ bestemmingen ging; met andere woorden hadden groepen nog wel eens een introvert karakter naar andere culturen toe, en een groot deel van dit publiek had een meer ego-centrische houding (minder gebruik van gedeelde belbronnen dus). Men stelde ook meer eisen aan hotel kwaliteit en in principe moesten hotels en belbronnen zich gaan aanpassen aan de toerist. Wat de economische kant betreft, werd zowel op het gebied van opleiding als inkomen het publiek veel breder; ook bestonden er veel meer kanalen om klachten te spuien of geld terug te eisen. De nevenattracties werden sporadisch bezocht en de toerist had doorgaans genoeg aan één grote BelCal bron per dag. De gewoonte om aan het einde van de vakantie nog een paar dagen aan het strand door te brengen werd algemeen.
- Vanaf het begin van de 21ste eeuw is er langzamerhand een verschuiving te zien van verwachtingspatronen van de toerist, en zeker wat verre bestemmingen betreft. Het merendeel van de toeristen die tegenwoordig een verre bestemming uitzoekt (en geen buurland) doet dit vermoedelijk veel minder vanwege het zoeken naar wilde avonturen, maar eerder om zaken te zien en te beleven, waar ze zich al enigszins een voorstelling van gemaakt hebben. De mensen die voor een safari in Afrika kiezen, hebben daar al veel van op de televisie gezien en hebben daardoor een zekere voorstelling van hoe de reis zich zal voltrekken en wat ze gaan zien. Met andere woorden heeft men tegenwoordig dankzij de globaliserende processen veel meer en uitgebreidere informatie bronnen waar men vakantie keuzes op kan baseren en worden de verwachtingspatronen daarop ingesteld. Er is een groeiende vraag niet alleen naar de ‘highlights’ (hoofdbelbronnen) van een toeristische bestemming, maar ook naar nieuwe en exclusieve toeristische producten (nevenbelbronnen), die men op internet gevonden heeft. De economische tendensen hebben bepaald, dat het te besteden geld per vakantie langzamerhand toegenomen is, wat zich in groeiende mate uitdrukt in het reserveren van duurdere vakantie arrangementen, meer luxe en langere vakanties. Bij groepsreizen houdt dit in, dat men dan een verlenging boekt. Dankzij hoger besteedbaar inkomen en meer beschikbare vakantie dagen heeft de reiziger over de jaren meer ervaring opgebouwd. In de praktijk blijkt dat misschien niet altijd direct (mensen blijven mensen), maar de eerder opgedane ervaringen leiden ertoe, dat de toerist over ruimere referentiekaders beschikt en daardoor in staat is meer te beleven en ook de ‘moeilijkere’ belbronnen. Van een gigantische waterval kunnen we allemaal genieten, maar om een dicht nevelwoud volledig te appreciëren, is er meer ervaring in die zin nodig. Daarnaast is het zo, dat de toerist nog wel eens loopt te vergelijken met voorgaande verre reizen. Natuurlijk kan dit tot foute verwachtingen leiden voor het belevingsproces: Thailand is geen Ecuador en Kenia geen Verenigde Staten; hetzelfde geldt overigens voor vele verwachtingspatronen, die vaak op indrukwekkende natuurfilms op de televisie gebaseerd zijn, aangedikt door sterke verhalen van kennissen “die er geweest zijn”. Dit laatste komt ook tot uiting op forums op internet, die blijkbaar gretig door (toekomstige) toeristen gelezen worden. Een ander punt is, dat er vroeger veel meer mensen waren met de gebruikelijke vooroordelen en angst jegens alles wat ver weg was. In de tropen kon je enge ziektes oplopen, in Afrika stikt het van de gifslangen en nog veel meer van dit soort vastgeroeste ideeën, die tegenwoordig beetje bij beetje aan het verdwijnen zijn. En van de belevingskant is er nog een belangrijke nieuwe trend te zien. Het westerse leven is met de jaren steeds drukker geworden, tot het punt dat men zelfs een nieuwe werkwoord heeft als mogelijke therapie: onthaasten. Het een en ander heeft tot gevolg dat er een groeiende vraag is ontstaan naar reizen met meer nadruk op een spiritueel karakter, of reizen die elementen inhouden zoals meditatie of yoga. Dit kan ook een grotere interesse in lokale culturen betekenen (gedeelde belbronnen) en het directe contact met een plaatselijke bevolking wordt steeds belangrijker gevonden. Daarnaast uit zich dit door middel van vrijwilligers projecten of andere vormen om lokale bevolking steun te bieden. Ook is er een tendens bij ‘grote’ Tour Operators om als onderdeel van een groepsreis een donatie te doen aan een plaatselijk project, wat dan ook bezocht kan worden. Het moge duidelijk zijn dat hier een nauw verband ligt met de duurzame ontwikkeling een land. En over deze ontwikkeling gesproken komt de toerist langzamerhand onder druk te staan zijn eigen gedrag duurzamer te maken, door middel van verzachtende maatregelen wat mogelijke schade aan de natuur betreft, maar ook op algemeen ecologisch terrein, zoals het scheiden van afval en verminderd gebruik van electriciteit. Alleen al bij de keuze van een vakantie bestemming kunnen tegenwoordig al beweegredenen een rol spelen die op een duurzame ontwikkeling gericht zijn.
Tot dusver hebben wij een aantal ontwikkelingen geschetst, die invloed op de reispatronen van de toerist hebben uitgeoefend. Het is dus tijd om terug te keren naar het begin van dit artikel, waar we gesteld hebben dat de rol van de reisleider ook aan veranderingen onderhevig is. Laten we eens kijken hoe zich dit ontwikkeld heeft.
De Reisleider van vroeger en nu
-
Gedurende de jaren zeventig en tachtig had men òf de begeleider op busreizen (vaak naar Spanje), òf was er de reisleider op avontuurlijke reizen, die toen nog een echt avontuur waren: de reisleider ging met 20.000 dollar in travellers’ cheques op pad en wist nooit helemaal zeker of er aan het einde van de dag inderdaad een hotel de groep stond op te wachten. Bij aankomst in het hotel moest er direct afgerekend worden en de reservering voor de volgende groep gemaakt worden. Om ervoor te zorgen dat er altijd drinkwater voorradig was en een plek waar je kon eten, was een hele ‘toer’. Daarom lag in die tijden de belangrijkste rol van een reisleider op logistiek niveau. Daarnaast speelde de reisleider toen een heel belangrijke rol bij de samenstelling van de reis. De chauffeur van de bus in die dagen was een trouwe vriend, die ook diezelfde hoge flexibiliteit ten toon spreidde en mee hielp allerlei onverwachte omstandigheden het hoofd te bieden; daarnaast werd frekwent van het openbaar vervoer gebruik gemaakt. Kennis van de taal van het land was belangrijk voor de reisleider. Wat de mensen tenslotte beleefden was in hoge mate van henzelf afhankelijk.
-
Gedurende de jaren 90 en het begin van de 21ste eeuw, nam het aantal groepsreizen naar verre bestemmingen enorm toe en werd op een veel grotere schaal gebruikt gemaakt van lokale agenten, die voor reserveringen en betalingen van de onderkomens zorgden. De taak van de reisleider werd hiermee aanzienlijk vereenvoudigd, en het hele romantische onvoorspelbare van een reis ging er een beetje van af. De reisleider begon zelf steeds bereisder te worden en ging er prat op dat hij al meer dan 20 landen “gedaan” had. Aan het begin van dit artikel was er al een schets gegeven, van wat er van een reisleider verwacht werd. Het belangrijkste verschil met de voorgaande etappe was, dat er nu verwacht werd, dat een reis precies zo werd uitgvoerd als gepubliceerd was. Het stramien werd strak, de toerist kreeg toegang tot allerlei kanalen om klachten te uiten of ‘geld terug te eisen’ (o.a. via de Geschillencommissie), wat weer een ander soort druk op de reisleider zette. Het belang van het sociale leven binnen de groep nam ook toe. Exacte uitvoering van de reis en het sociale leven in een groep vormden de hoofdmoot voor de reisleider. Een ander element dat meer naar voren kwam was de praktijk van het ‘commissie trekken’: de verkoop van facultatieve excursies gedurende de reis werd een belangrijke bron van inkomsten voor de reisleider en ook de chauffeur. De chauffeur werd meer een routine werker en was minder betrokken bij de groep, maar wat de uitvoering van de reis betreft was zijn interesse eerder de commissies die hij kon vangen dan de kwaliteitswaarde van het gebodene. Het spreken van de taal van het land werd ook niet zo belangrijk meer, ook omdat in het geval van hoofdbelbronnen er vaak een plaatselijke gids aanwezig was. Nevenbronnen moesten aangeprezen worden (commissies!), terwijl gedeelde en toevallige bronnen nauwelijks een rol speelden, ook omdat er onderweg niet veel gestopt werd.
- Gedurende de eerste jaren van de 21ste eeuw werd er een tendens zichtbaar, dat er onder invloed van globalisatie processen en duurzame ontwikkeling de toerist in een groepsreis de zaken iets anders ging bekijken. Deze invloeden die hierboven beschreven staan hebben ertoe geleid, dat de reisleider steeds meer moest gaan inspelen op de betere voorbereiding van de toerist, op zijn verwachtings patronen, op het effect van die fraaie natuurfilms op de televisie, op het beeld van de bossen als “dierentuin-zonder-hekje”, een groter aantal toeristen met een of andere specifieke kennis, een grotere vraag naar informatie en kennis, (niet alleen van technische zaken, maar juist ook wat cultuur en sociale contacten betreft) en zeker ook een grotere druk om meer contact met de plaatselijke bevolking te hebben. De reisleider ontwikkelt zich steeds meer als een vertaler bij plaatselijke contacten en vormt meer een brugfunctie tussen de cultuur van de toerist en de plaatselijke cultuur (het is dus weer belangrijk dat de reisleider de taal van het land spreekt). Daarnaast heeft de reisleider weer een beetje de rol teruggekregen van het evalueren van hotels, heeft hij een nieuwe inbreng bij het samenstellen van reizen met meer nadruk speciaal op de rol van de plaatselijke bevolking daarin en ook bij het ontwikkelen van nieuwe producten. Het is opvallend, dat tegenwoordig niet alleen van de kant van de toerist, maar als gevolg van duurzame ontwikkeling ook de mensen van het land van bestemming zich meer met het toerisme gaan bemoeien, hun inbreng willen hebben en op het product een stempel willen drukken. De chauffeurs beginnen beetje bij beetje een grotere rol op te eisen en willen meer betrokken worden, daar zij tenslotte tot op zekere hoogte het ‘image’ van een plaatselijke bevolking hoog houden. Het globalisatie proces heeft ook een heel ander gevolg gehad. Het groeiende gebruik van onder andere het internet heeft ook tot automatisering geleid en daarmee is er – zeker aan de kant van de Touroperators – een zekere ontmenselijking ingeslopen. De humane factor schijnt soms aan belang in te boeten. De toerist van tegenwoordig gaat met vakantie om juist niet in een verautomatiseerde maalstroom terecht te komen, en daardoor is het menselijke aspect bij de reisleiding in het algemeen nog belangrijker geworden. Dan is er het punt van het groeiend bewust zijn van het belang van een duurzame ontwikkleing in een land of streek. De reisleider kan hier uiteraard een hele belangrijke rol in spelen en niet alleen door een adequate voorlichting, maar ook door een wat radicalere houding om de toerist te dwingen zekere duurzame maatregelen in acht te nemen. Een heel ander punt is, dat de reisleider, die vroeger in afgelegen gebieden met zijn groep rondreisde zonder enige vorm van communicatie met het “thuis front” of met een lokale agent, nu met de gsm direct al zijn twijfels kan spuien en dingen van tevoren regelen. De GPS geeft de exacte lokatie van welke plaats dan ook.
Veranderingen voor de Reisleiding
Veranderende reisbeleving zoals hierboven beschreven moet tot een veranderende reisleiding leiden. Reisleiders zijn aangesloten op een hele reeks ketens: die van de Touroperator, die van de lokale agent, die van een hotel, die van het vervoersbedrijf, die van internet (forums etc.), die van het sociale leven van de groep, die van Nationale Parken, etc. Dit inhaken op zoveel verschillende ‘netwerken’ of groepen van contacten maakt het vak als reisleider steeds interessanter en het aantal ‘netwerken’ neemt voorlopig alleen maar toe. Vele van de ‘netwerken’ zijn binnen de zogenaamde Toeristen Industrie (Lokale Agent, Tour Operator, luchtvaart maatschappijen bijv.), vele zijn binnen het concept van de belbronnen en infrastructuur en uiteraard ook met de belangrijkste acteur in het toeristisch gebeuren: de toerist zelf (individueel, als goep, gedurende een reis en erna).
Belangrijk is het altijd voor ogen te houden, dat het belevingsproces van een toerist een geheel persoonlijke aangelegenheid is en dat de ene toerist dus dingen anders beleeft dan een andere. Dit betekent, dat dezelfde belbron voor een verschillend publiek andere ervaringen zal generen. Het betekent ook, dat dezelfde belbron op verschillende manieren door een reisleider of Tour Operator aangeboden kan worden. Ook op overheidsniveau speelt dit al: indien de ‘Tourism Board’ van een land besluit zich te richten op een speciale doelmarkt – bijvoorbeeld de VS – dan zullen de beschrijvingen van de (hoofd) belbronnen op die markt gericht worden. Door globaliserende effecten is de variëteit aan markten voor de meeste toeristische bestemmingen behoorlijk toegenomen en betekent dit, dat elke Belbron van welk type dan ook in wezen voor verschillende interpretaties vatbaar is. In ons geval van de reisleider houdt dit in, dat de reisleider de verschillende belbronnen omschrijft aan zijn groep, afhankelijk van het soort publiek in de groep. Een excursie naar het Amazone Regenwoud kan aangeboden worden met nadruk op het bezoek aan een indiaanse stam; echter voor sommige markten klinkt dit een beetje ‘eng’ en kan dezelfde excursie beter ‘verkocht’ worden als een ‘birdwatchers’ trip. Tour Operators hebben hier veel in de melk te brokken en reisleiders moeten op dit punt zeker creatief kunnen zijn. Zie hierbij ook het concept van de symbolisch gerelateerde authenticiteit. Daarbij moet men altijd in de gaten houden, dat het bij het aanbod alleen om mogelijke BelCal opname gaat en dat juist die factor van mogelijkheden (in tegenstelling tot de werkelijkheid) meer flexibiliteit op het moment toelaat, dat de belbron aan een toerist beschreven wordt, inspelend op de mogelijkheden van de toerist.
Op het gebied van de socioculturele betrekkingen tussen toeristen en de bevolking op een bestemming, zijn er een aantal duidelijke tendensen voor de reisleiding.
De brugfunctie tussen lokale bevolking en toeristen (duurzaamheid!) speelt in op de groeiende interesse van de toerist in mensen, menselijke contacten, en dat niet alleen binnen de groep (vroeger) maar juist naar buiten toe; mensen gaan niet alleen naar Brazilië om het land te zien, maar ook om te zien hoe het daar toe gaat en het reilen en zeilen van het dagelijkse leven. Dit heeft ook te maken met het “onthaast” verhaal, waarbij het menselijke veel centraler komt te staan. Bezoeken bij mensen thuis, aan schooltjes etc. vormen hier een onderdeel van, alhoewel de resulterende ervaring hiervan niet duidelijk ligt (zie het artikel ‘De Ontmoeting’). In Costa Rica is “highlight” nummer 1 de vriendelijke bevolking, waardoor de toerist zich ‘thuis’ voelt en zich beter kan ontspannen. De reisleider moet zich hier niet alleen bewust van zijn, maar naar de toerist toe hierop inspelen. De zogenaamde Gedeelde Belbronnen zijn het beste voorbeeld, waarbij de toerist een stukje van het dagelijkse leven van een plaatselijke bevolking kan delen (openbaar vervoer, winkels of een dorpsfeest). Het invoegen van openbaar vervoer in een groeps rondreis betekent dus niet alleen een kosten besparing en minder CO2 uitstoot, maar ook een socioculturele ervarings mogelijkheid voor de toerist. Pas de laatste jaren is hier een groeiend bewust zijn over.
De brugfunctie geldt uiteraard ook andersom: het aangeven van lokale gewoontes, het uitleggen van het plaatselijke afval beleid of hoe om te gaan met lokaal schaarse producten zijn voorbeelden, hoe de reisleider de geslagen brug tussen plaatselijke bevolking en de toerist moet gebruiken om deze laatsten meer bij een duurzame ontwikkeling te betrekken..
Daarnaast wordt bij de brugfunctie ook verwacht dat de reisleider behoorlijk wat kennis in huis heeft over de bevolking en hun manier van leven, over de landschappen waar men doorheen komt en iets over de natuur en cultuur. Dit kennis niveau wordt door de toerist steeds hoger geduwd, daar zonder deze kennis het moeilijk is de brug te bewerkstelligen. Uiteraard staan er op de “highlights” van de reis gespecialiseerde gidsen klaar uit het land zelf – voor de volledige uitleg en beleving van het product. Er is echter een tendens dat de gespecialiseerde gids minder nodig wordt: alle detalles vindt men wel op internet. En als de reisleider al veel van het land weet en een hoop vogeltjes kan laten zien, dan is er de tendens, dat de plaatselijke gids over geslagen wordt, ook vanwege de moedertaal van de toerist, die de reisleider wel spreekt, maar de gespecialiseerde plaatselijke gids vaak niet. Echter als het een zogenaamde “special interest” groep betreft, zoals orchideeën verenigingen, moterclubs of boerenbonden, is een plaatselijke gids wel vereist en wordt vaak de reisleider uit het land van herkomst van de toerist overbodig.
Een ander onderdeel van de brugfunctie is dus de rol van vertaler. Vroeger was dit ook zo, maar met het groeiende contacten tussen bevolking en toerist, dat men probeert te bewerkstelligen, wordt de vertaal functie alleen maar belangrijker. Vaak denkt men dat om duurzaamheids redenen (participatie van de lokale bevolking) er juist een lokale reisleider bij de groep moet zijn (Cuba!), maar vanwege de taal is dat soms onmogelijk. Er zijn niet veel Japans sprekende Nigerianen of Zweeds sprekende Zuidafrikanen.
De brugfunctie houdt ook in, dat de reisleider veel meer rekening kan gaan houden met nieuwe vooroordelen, patronen en cliche’s. Alle reis- en natuurprogramma’s op de televisie creeëren weer zo z’n nieuwe vooroordelen. De toerist kan teleurgesteld zijn, dat er geen nijlpaarden in Zuid-Amerika zijn, of dat een plaatselijke bevolking niet nederig genoeg is voor de smaak van de toerist. Zo zijn er vele universele ideeën, die men heeft en die de reisleider op diplomatieke manier moet ontzenuwen (zie globalisatie punt 5).
Het is een groot voordeel wanneer reisleiders ter plekke wonen en daardoor veel meer in de lokale maatschappij zitten en dat kunnen overdragen op de toerist. Hiermee wordt de tendens van de veel bereisde reisleider doorbroken: een reisleider die slechts op één bestemming werkt krijgt de voorkeur op die bestemming over een reisleider die al “dertig landen gedaan heeft”. Dit heeft naast alle kennis en talen voordelen, nog een reden. De verhouding tussen de reisleider en de toeristische infrastructuren zoals hotels is heel belangrijk. Alhoewel de reisleider van nu geen reserveringen hoeft te maken, moet hij er wel voor zorgen dat de groep in de goede kamers zit, dat de toerist weet wat hij van een hotel kan verwachten en de reisleider moet de brug slaan tussen hotelpersoneel (receptie of schoonmakers bijvoorbeeld) en de toerist, door te vertalen indien nodig of door beide betrokkenen goed uit te leggen waar het om gaat. Om hiervoor te zorgen en aan toe te komen aan de groeiende wensen van toeristen wortd het steeds belangrijker dat men de reisleider in het hotel kent en dat de reisleider het hotel personeel kent om aan de alsmaar groeiende voorkennis van de toerist en zijn daaruit voorvloeiende wensen toe te kunnen geven.
Het zich bewust zijn, van wat plaatselijk is en wat van het land van herkomst van een toerist, is heel belangrijk en daarbij ook dat de rol van het plaatselijke de laatste jaren is toegenomen en steeds meer aandacht vergt. Globalisatie heeft afstanden veranderd en duurzame ontwikkeling heeft verder geholpen de relatie tussen het hier en het daarin een nieuwe balans te krijgen. In het toerisme in het algemeen en vooral bij groepsreizen-met-reisleider is de rol van de laatste daardoor steeds intensiever aan het worden.
» Deze website is niet commercieel en genereert geen inkomsten; daarom wordt het op prijs gesteld, wanneer diegenen die de inhoud ervan actief gebruiken (werkzaam in het toerisme, studenten en academici) een vrijwillige donatie maken – klein en symbolisch als die ook mag zijn – door op de DONATE toets te drukken (Paypal systeem) onderaan deze pagina «
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
…
2 Responses to “Reisleiding”
Geef een reactie
De Plaatselijke Bevolking
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
DE ONTMOETING
De Toerist
Het sublime moment in het toerisme is het ogenblik waarop de toerist begint iets te beleven, oftewel bezig is belevingscaloriën (BelCal) op te nemen. De opname en verwerking van BelCal leidt tot een ervaring en dat is nu juist waar de toerist op uit is. De toerist wil een ervaring op doen en dat kan alleen, doordat de toerist zelf zijn zintuigen gebruikt en van buitenaf BelCal opneemt en die zelf tot een innerlijke ervaring verwerkt. In wezen betaalt de toerist dus voor de mogelijkheid om BelCal op te nemen en dit laatste is wat wij het consumeren noemen. Het proces van opname van BelCal is in het vorige hoofdstuk beschreven. Wanneer de toerist een vakantie arrangement aanschaft, dan hoopt hij of zij daarmee een bepaalde ervaring rijker te worden. Deze ervaring moet daarbij buiten de thuiswereld van de toerist opgedaan worden en deze laatste conditie geldt om dit beleven ‘toerisme’ te noemen, daar verder het leven vol zit met allerlei andere mogelijkheden om ervaringen op te doen.
De ervaring die een toerist zoekt heeft in bijna alle gevallen te maken met een zaak of een ding, een dier of een plant, maar zelden staat de mens centraal in de gezochte ervaring. Men gaat doorgaans niet met vakantie om mensen te zien, en als men dat wel doet, dan is het de vraag of we het nog wel over toerisme hebben. Het bezoeken van vrienden valt doorgaans buiten het begrip toerisme, en indien men gewoon leuke mensen wil ontmoeten, dan hoeft de toerist niet noodzakelijkerwijs weg uit zijn eigen omgeving, en dan zou er dus ook niet van toerisme sprake zijn. Dit betekent, dat de toerist met een zekere instelling op de plaats van zijn mogelijke BelCal consumptie aankomt. Deze instelling is het gericht zijn op zaken, zoals flora, fauna, lichamelijke inspanningen of uitzichten. Dit kan zelfs zover gaan, dat de toerist de lokale bevolking bij een toeristische attractie met dezelfde ogen bekijkt: een object of een attractie, waarvoor men gekomen is en waarvan we de beelden in ons geheugen opnemen en tot een ervaring proberen te verwerken. De toerist beziet in eerste instantie de lokale bevolking niet als mensen, maar als objecten voor mogelijke opname van BelCal, netzo als alle andere zaken die de toerist gedurende zijn verblijf ziet, hoort, ruikt, etc.
Het belang van deze observatie zit hier in, dat de toerist met een zekere instelling de plaats van zijn keuze bezoekt en dat deze instelling niet in harmonie is met een aantal ideeën van het duurzaam toerisme. Zoals in hoofdstuk 1 was aangegeven speelt de plaatselijke bevolking een cruciale rol in het toeristisch gebeuren en niet alleen op niveau van de Gedeelde Belbronnen. Echter, indien de toerist met een voor hem normale instelling komt van het beleven (consumptie) van dingen of zaken, dan wordt de verhouding tussen toerist en lokale bevolking aanzienlijk bemoeilijkt.

Een vrouw met een emmer water op haar hoofd. De toerist is tevreden met deze authentieke foto. Zal hij ooit beseffen, hoe de schaarste van water het leven beinvloedt?
Op deze website werd het voorbeeld genoemd van een vrouw die met een wateremmer op het hoofd zacht wiegend voortschreed – een beeld dat juist dat
is: slechts een beeld voor de toerist. Hij realiseert zich niet wat de menselijke achtergrond hiervan is: een emmer die eigenlijk gewoon een emmer is, maar voor de vrouw van vitaal belang voor haar bestaan, terwijl voor de toerist een onderdeel van een acrobatisch tour. De scheiding van de werkelijkheden vormt de basis voor de scheiding tussen toerist en plaatselijke bevolking – en daarmee een uitdaging voor de visie op duurzaamheid in toerisme.
De Plaatselijke Bevolking
Bovenstaande observatie is van belang, daar als zich ergens een toeristische attractie bevindt, er ook een Plaatselijke Bevolking (PB) aanwezig is. Het Belvings bronnen (Belbronnen) zelf mogen dan in een verlaten zone liggen, wat vaak het geval is bij Nationale Parken of vulkanen bijvoorbeeld, maar er niet ver vanaf bevindt zich dan een toeristische infrastructuur in de vorm van hotels, restaurants of souvenier winkels, wat aangeeft dat er enige PB aanwezig is, en doorgaans ook al voordat de attractie tot toeristisch product verklaard werd. Wij gaan er in andere woorden van uit, dat overal waar toerisme bedreven wordt er zich wel een PB bevindt. Daarnaast gaan we ervan uit dat een PB altijd op directe of indirecte wijze beinvloed wordt door de ontwikkeling van toeristische producten als ook door de consumptie van BelCal door de toerist aldaar. Als wij over een PB praten, is dus het uitgangspunt dat deze altijd aanwezig is, waar zich een toeristische Belbron ook maar bevindt, en dat deze PB altijd door het toeristisch gebeuren beinvloed wordt. Met andere woorden vormt een PB en onlosmakelijk element met het toeristisch product en daarom geven wij er een speciale aandacht aan. De toeristen kunnen dan wel komen om zaken te zien, daarmee gaat er hand in hand een menselijke kant, die neerkomt op een ontmoeting – of aanraking, een flirt of een kijken alleen – tussen twee werkelijkheden, twee werelden, en twee manieren van beleven.
De deelname van een PB in het toeristisch gebeuren zou dus voor de hand liggend moeten zijn, daar zij er de directe invloeden van ondervindt. Er zijn gevallen, waarbij de PB een attractie op zichzelf vormt, omdat zij zo anders, maar dan ook zo anders is dan de wereld van de toerist, dat het voor die toerist een bezienswaardigheid wordt – met weinig menselijk respect verder. Exotische stammen vallen hier onder, vrouwen met veel ringen om hun nek, bonte klederdrachten of juist bijna naakt.
Het gaat er dan om, dat de toerist de PB eerder als zakelijk object ziet dat gefotografeerd kan worden, dan een een ontmoeting tussen medemensen. Het kan voorkomen dat zo’n PB is wijs geworden en voor de fotografen poseert, (krijgs)dansjes uitvoert en daarmee dan geld verdient. Van een menselijk contact is geen sprake en de deelname in het toerisme is daarom geheel passief.
Veel meer voorkomend is de situatie, waarbij in een gebied de PB zelf direct of indirect bij de toeristische activiteiten is betrokken, met andere woorden een actieve rol speelt. De PB is dan niet zozeer een attractie op zichzelf en, afhankelijk van de interne structuur van zo’n PB, wordt er een rol in het toerisme gespeeld. In de ontwikkeling van een toeristisch product participeert die bevolking misschien, maar doorgaans niet in een hoofdrol, daar de ontwikkeling van een toeristische infrastructuur niet alleen grotere investeringen vergt, maar ook inmenging van overheden. De PB kan een rol spelen bij de dienstverlening of door zelf een ‘kanaal’ te openen om de toeristen te bereiken door middel van kleinere projecten (winkeltjes, gidsen, restaurants, folklore of souvenirs). Ook hier kan de PB een onderdeel van een toeristische attractie vormen.
Een ander uiterste van het panorama is een PB die in het geheel geen deelname heeft in de toeristische ontwikkeling in een gebied. Een PB die slechts de toeristen voorbij hun voordeur ziet trekken zonder ooit enig contact te hebben of dat hun gemeenschap ook maar enig voordeel uit de aanwezigheid van toeristen kan trekken.
Deze drie hoofdvarianten op een thema met een oneindig aantal variaties komen dus neer op de PB als attractie op zichzelf, op een PB die deelneemt op een of andere niveau van een toeristische ontwikkeling, of een PB die zo goed als geheel buiten enige actieve deelname van het toerisme staat en er vaak alleen maar last van heeft.
Met deze driedeling in gedachte kunnen we ons afvragen, wat wij precies met Plaatselijke Bevolking bedoelen. In het toerisme praten we vaak over de Plaatselijke Bevolking op een bestemming. Hoe plaatselijk is deze bevolking? Om welke bevolking gaat het precies? De vraag is belangrijk daar er voor de mensen die direct of indirect bij het toeristisch product betrokken zijn er doorgaans best veel op het spel staat. Waar ligt precies die betrokkenheid? Laten we eens kijken om wat voor soort groepen het gaat.
Allereerst kunnen we denken aan een PB van ethnisch en cultureel hechte samenstelling. Dit kan afgelegen stammen in Afrika of in de Amazone betreffen. Het gaat om mensen die vaak totaal anders zijn dan de toerist en daardoor een ‘bezienswaardigheid’ vormen. Dan zijn er ook de bevolkingsgroepen die tientallen generaties ergens gewoond hebben, en daarnaast van gemengde samenstelling zijn wat ethnische en socioculturele achtergronden betreft. Ook hier betreft het een boeren bevolking, maar met meer ervaring met contact met andere culturen. De groepen die al heel lang op een plek wonen en van geheel gemengde samenstelling zijn, vormen doorgaans een iets minder hechte gemeenschap en lijden some aan interne conflicten. Naast hoeveel generaties mensen ergens gewoond hebben, kunnen we ook de gevallen beschouwen waar de hele of een deel van de bevolking kortere tijd pas ergens woont – nier meer dan 2 of 3 generaties. Het gevoel dat de streek hen toebehoort is minder sterk en we zien vaak dat het individuele grondbezit meer ontwikkeld is. Ook hier is de gemeenschap niet altijd even hecht. En er zijn uiteraard die groepen de een mengsel van alles vormen – in vele streken ziet men die tegenwoordig het meest: de recente ‘settlers’, mensen die uit de stad weg getrokken zijn, boeren die al tientallen generaties daar wonen – een mix van (vaak conflictieve) belangengroepen. Er zijn de PB’s die zo goed als geen contact met toeristen hebben (ethnisch hechte groepen, traditionele boeren groepen o.a.); er zijn de contacten die door de gemeenschap geleid worden en de opbrengsten naar de gemeenschap gaan, maar, zoals in het geval van een hele gemengde bevolking, alleen diegenen die aan het toerisme meewerken enige inkomsten ervan krijgen. Dat kan dan door werk zijn, door het beschikbaarstellen van productie middelen of via investeringen. Vaak zien we, hoe gemengder een PB is, hoe meer toeristisch contact er is met sommige delen ervan, en vaak andere delen in het geheel niet. Daarnaast kunnen we ook zien dat hoe hoger de opleiding van een lid van een PB is, hoe groter de kans is enig contact met toeristen te hebben.
Deze verdeling is uiteraard arbitrair en slechts een paar variaties op het thema. Om het onderwerp van wie tot een Plaatselijke Bevolking behoort af te ronden, moet er nog een groep genoemd worden: de grote steden. We kunnen ons afvragen wie we onder Plaatselijke Bevolking verstaan in Parijs bijvoorbeeld. De bevolking die er het langst gewoond heeft? Hoe herkennen we die? In sommige gevallen aan het accent of dialect, zoals het Argot in Parijs of Cockney in Londen. Hoe dan ook hebben we het dan over een klein deel van de stadsbevolking en we kunnen uit ervaring zien dat dit deel van de bevolking nauwelijks bij het toeristisch gebeuren betrokken wordt. In de grote Westerse steden kan men nauwelijks spreken van een actieve deelname in het toerisme van de meest traditionele inwoners. Anders kan dit liggen in steden in Azië, Afrika of Latijns Amerika, waar binnen een stad er duidelijk herkenbare ethnische groepen kunnen wonen, vaak herkenbaar aan klederdracht, haardracht of anderszins. In hoeverre deze groepen goed georganiseerd zijn is de vraag, en vaak is er veel verloop in de zin van mensen die de stad in trekken en anderen er weer uit. Hoe plaatselijk deze bevolking is kan ook nog wel eens een moeilijke vraag zijn om te beantwoorden, daar de trek naar de steden vaak van recenter datum is. Deze bevolkings groepen schijnen weinig deel te nemen in het toerisme, of ze zouden een mooi ‘object’ voor de fotografen moeten vormen.
Vanwege het belang in het toerisme van wat plaatselijk is en wat niet, en vanwege het belang van een PB voor de ontwikkeling van een gebied, is het goed nog even erbij stil te staan welke groepen van een bevolking we geen plaatselijke bevolking noemen. De criteria liggen niet zo zeer op het vlak van grondbezit, maar wel hoelang mensen ergens gewoond hebben, in hoeverre zij deelnemen binnen een plaatselijke economie, in hoeverre zij deelnemen in de organisatie van een gemeenschap en inpassen wat plaatselijke culturele tradities betreft. We kunnen direct al twee groepen onderscheiden:
Er is een soort bevolking die rondtrekt en vaak afhankelijk van de oogst periode in een zekere zone daar tijdelijk verblijft. Het kan om grote groepen gaan en doorgaans blijven deze groepen geheel buiten elke toeristische activiteit. In sommige landen kan het ook gaan over groepen die een paar jaar op een plaats blijven en dan verder trekken. In de meeste gevallen gaat het om groepen met een duidelijke culturele identiteit.
Van een totaal ander allooi zijn de eigenaars van een tweede huis – doorgaans op het platteland en vaak in toeristische zones. Het eerste huis van deze mensen plaatsen we in een stad, daar dat het meest voorkomende stramien is. We kunnen ons afvragen in hoeverre deze groep gerekend moet worden tot het begrip plaatselijk bevolking en op het toeristme zelf hebben zij geen invloed – of het moet de rol van toerist zijn en niet die van gastheer, waar het verband ligt. Dan is er een kleine groep van (groot) grondbezitters, die weinig of niet deelnemen in plaatselijke activiteiten. Het kan dan ook gaan om gebieden waar nog feodale socioeconomische betrekkingen bestaan. De grondbezitter kan wel degelijk heel actief in het toerisme zijn, hij zal dit voor eigen rekening doen en zich vaak niet veel van de rest van de plaatselijke bevolking aantrekken. Op dezelfde schaal zijn er de grote investerings maatschappijen en hun personeel die op toeristisch gebied veel in de melk te brokken kunnnen hebben, maar niet gerekend worden tot het plaatselijke. In dezelfde rubriek vallen de project ontwikkelaars of ander professionelen die van buitenaf gestuurd worden naar een bepaald gebied. Dan zijn er de werknemers die op het toerisme afkomen om (vaak gespecialiseerd) werk te zoeken, zoals koks, obers, hotel managers en ander gekwalificeerd personeel uit de horeca sector. Daarnaast zij er de overheid instanties die mensen naar een streek sturen. Dat kunnen gemeentelijke ambtenaren zijn, politie of mensen uit de gezondsheid of onderwijs sectoren. Zeker als een zone een zekere toeristische ontwikkeling doorgaat, komt er vaak een hele stroom van ‘immigranten’ op gang, en deze groepen mensen kunnen we onmogelijk tot de plaatselijke bevolking rekenen.
In de vorige pagina’s hebben ik geprobeerd de plaatselijke bevolking “op de kaart” te zetten en een algemene indruk te geven over wie we het hebben en over wie niet. Generaliseren is niet altijd een nuttige zaak, maar voor ons betoog staan de grote lijnen nu wel genoeg aangeven. We hebben ons daarmee gebaseerd op criteria zoals de ethnische, culturele en/of religieuze homogeniteit van een bevolkings groep, hoezeer de PB ingeworteld is in hun streek of hoe sterk de gevoelens zijn dat een streek hen toebehoort, hoe goed een gemeenschap georganiseerd is, hoe inkomsten verdeeld worden en het soort contact dat een PB met toeristen zou kunnen hebben.
Er is nog een verklaring nodig, en dat is dat men een duidelijk verschil moet maken tussen de relatie van een PB met het toerisme of met de toerist. In het eerste geval betreft het de rol van de PB bij de verschillende soorten Belbronnen als ook met de toeristische aanbods sectoren. In het tweede geval gaat het om het direct of indirect contact met toeristen. Allereerst gaan we ons bezig houden met de ontmoeting tussen de toerist en de leden van een plaatselijke bevolking, dat wil zeggen de confrontatie van verschillende culturen, die tezelfdertijd vruchten moet afwerpen bij een duurzame toeristische ontwikkeling.
De Ontmoeting met de plaatselijke bevolking
Deze ontmoeting kan verdeeld worden in tweeën vanuit het oogpunt van de toerist:
- de ontmoeting van mens-tot-mens: groeten of een handgeven (of wat de lokale etiquette voorschrijft), een kort gesprek (afhankelijk van de talenkennis van de toerist of PB), betalen en wisselgeld ontvangen; even zwaaien naar elkaar of, nog menselijker, een glimlach.
- de ontmoeting van mens-tot-cultuur: een confrontatie met huizen die anders gebouwd zijn dan bij de toerist thuis, kleuren die verschillen, nieuwe geuren en gerechten, vreemde klederdracht, inheemse muziek of intrigerende religeuze relikwieën.
Bij de ontmoeting van de eerste soort kan een toerist een sociale ervaring opdoen; in het geval van de tweede soort gaat het om mogelijke culturele, gastronomische, esthetische of religieuze ervaringen. Bij de eerste is er de barrière van de taal en die van andere gewoontes – bij de tweede wordt dit nu juist niet als een barrière gezien, maar het feit waarom een toerist daar naartoe gegaan is: om wat ‘nieuws’ te beleven. Dit kan inhouden, dat sommige toeristen een PB meer als cultuur beschouwen, dan als individuele mensen, zoals eerder reeds was geobserveerd. Mensen gaan in principe niet met vakantie om zo nodig een plaatselijke bevolking te ontmoeten, maar vaak wel om hun manier van leven en gewoontes waar te nemen – een bron van BelCal dus.

Een motorboot-met -dakje tegenover een simpele kano. Toeristen met camera’s bewapend leggen de authenticiteit vast van de harde strijd om te overleven van de plaatsleijke vader en zoon.
In het geval van de toerist, kunnen we zien dat de opgedane ervaringen een verandering teweeg kunnen brengen in de referentiekaders van de toerist en dat hij daarbij zijn concepten en ideeën over allerlei zaken bijstelt – met andere woorden dat de toerist iets leert. De toerist heeft zich verrijkt – een van de belangrijke punten in het toerisme en waarvoor men onder andere met vakantie gaat. Deze verrijking is dan teweeggebracht door de opgedane ervaringen, waarvan een aantal het gevolg (kan) zijn van de ontmoeting met lokale mensen en culturen.
We hebben ons al eerder afgevraagd in hoeverre een toerist eigenlijk wel een ervaring wil hebben, of iets wil leren. Er zijn uiteraard vele toeristen die niet met vakantie gaan om iets op te steken, maar slechts willen ontspannen of bruin worden. Het zou zelfs wel eens om een heel groot deel van de vakantiegangers kunnnen gaan, die met hun vakantie niet veel meer zoeken dan dat, en daarnaast als drijfveer hebben eventjes helemaal ‘weg’ te willen zijn van hun huiselijke beslommeringen. Met andere woorden is hier een aanzienlijk deel van het toerisme, waarbij zuiver ego-centrische motieven prevaleren over de meer idealistische. Dit laatste slaat op de groep toeristen, die een contact met de plaatselijke bevolking zoekt ter verrijking en zich baseren op wat idealistischere gronden en die kunnen dan motieven hebben wat betreft solidariteit, politiek, arme mensen helpen of het toerisme willen combineren met vrijwilligers werk, op grond van stedenbanden of bijvoorbeeld meedoen aan herbebossings projecten.
Het ego-centrische element hebben we allemaal wel als we het over vakanties hebben, en dit kan een grote barrière vormen voor het contact met een PB. We kunnen vaak waarnemen, dat de interesse in een PB bij een toerist eenvoudig minimaal is, daar die toerist het te druk met zich zelf heeft. Een toerist mag dan vaak om hedonistische redenen naar een zekere vakantie bestemming trekken, hij zal echter toch wel iets aan BelCal opnemen en enige ervaringen zullen er toch wel bij komen, alhoewel niet noodzakelijkerwijs uit het contact met een PB. Hier speelt de confrontatie met het “andere” een rol, zodat, wat de motieven voor een vakantie ook mogen zijn, hij altijd iets anders wil, dan wat hij doorgaans in zijn thuisomgeving beleeft.
Een toerist is vaak teleurgesteld indien hij bemerkt, dat de “echte indiaan” in jeans en een T-shirtje blijkt rond te lopen en blikjes Coca Cola drinkt. Wat voor BelCal vallen er dan te halen? Waarom lopen ze niet met veren in hun haar? Een lokaal georganiseerde folkloristische show voor de toerist moet dan een alternatief voor BelCal opname gaan vormen. Een zekere afkeer voelt een toerist als hij bemerkt, dat de PB ook mobiele telefoons gebruikt en met Credit Cards rondloopt. Dat wil men nou net niet zien, want allereerst wil een toerist een duidelijk gevoel krijgen dat zijn thuis maatschappij beter is dan die van de toeristische plek en ‘verder gevorderd’ is, ter geruststelling van het eigen ik. Er bestaat het vooroordeel dat de PB primitief dient te zijn, en op het moment dat een toerist erachter komt dat dit misschien niet het geval is, kan hij misschien een ervaring rijker worden, maar beslist een ilusie armer. Hoe waagt men het in een streek met typische oude huizen opeens een modern gebouw neer te zetten? De mogelijkheid voor de toerist om BelCal op te nemen wordt daarmee weggevaagd. En waarom is niet alles netzo als op TV? En waarom is de teleurstelling van de toerist zo groot, als hij er achterkomt dat de leden van een PB ook maar normale mensen zijn?
Als we gaan kijken naar de ontmoeting tussen toerist en PB bewegen we ons op alles behalve vaste grond: de vraag in hoeverre een toerist geinteresseerd is in een PB en de manier van leven ervan, is er een, waarop het antwoord niet eenduidig kan zijn.
Hiermee verbonden kunnen we nog een grote barrière noemen, waardoor de ontmoeting van toerist met PB in oppervlakkigheden kan blijven steken: de vooroordelen van de toerist. Zoals aangegeven in het vorige hoofdstuk beschikt ieder mens over referentiekaders en in het geheugen opgeslagen informatie; culturele concepten vallen daar ook onder, wat betekent dat de toerist in zijn bagage ook zijn vaste ideeëngoed met zich mee sjouwt. Er zitten in die koffers heel wat vastgeroeste begrippen, zoals dat een PB geacht wordt arm te zijn en dat men zichzelf al snel superieur voelt over de PB die de toerist onderweg tegenkomt. Hand in hand gaat hiermee het fenomeen, dat de wens om zoveel mogelijk BelCal op te nemen leidt tot misverstanden, zoals de omschrijving van arme hutjes als “van die leuke typische huisjes van die streek” – het probleem van twee werkelijkheden.
Vooroordelen, de zeer menselijke houding dat men alleen ziet wat men wil zien, de handicap dat waarnemingen niet veel verder reiken dan de bestaande referentiekaders van de toerist en de invloed van vooraf verkregen (goede of foute) informatie vormen alle tesamen een enorme drempel om van de ontmoeting (mens-tot-mens) tussen toerist en iemand van een PB meer te maken dan alleen een even wuiven of een terloopse lach.
De Ontmoeting met de toerist
Voor de toerist moge er dan al een aantal obstakels zijn om tot de PB door te dringen, daarnaast bestaat er nog een: in hoeverre is een PB bereid iets van zichzelf of zijn cultuur aan de toeristen te tonen? En in hoeverre zou een PB daartoe in staat gesteld zijn?
Een PB ziet vaak niet hoe een toerist daar terecht is gekomen; te vaak wordt er door een PB als feit aangenomen, dat er toeristen komen, als “vanuit het niets”. Opeens zijn ze er. De ingewikkelde machinerie die erachter zit van in elkaar grijpende netwerken, zodat een toerist op een bepaalde plaats komt, staat ver af van de wereld van het overgrote deel van een PB. De lokale mensen weten vaak niet, hoe de toerist bij hen terecht gekomen is, noch wat de toerist voorgespiegeld is, noch wie de toerist daar naartoe ‘gestuurd’ heeft en ook niet hoeveel toeristen men eigenlijk kan verwachten. Wanneer er in een dorpje vaak toeristen komen die allemaal naar het oude kerkje gaan, dat bezichtigen en dan weer doorrijden, dan kunnen de mensen uit dat dorp zich afvragen, waarom de toerist alleen het kerkje wil zien en niet de rest van het dorp. Waarom blijft de toerist niet wat langer? Waarom drinkt hij daar geen kopje koffie of zo? En wie beslist er eigenlijk over wat de toerist moet zien?
Inderdaad is dit een boeiende vraag, want we kunnen niet zeggen dat de toerist dat doorgaans zelf beslist. Allereerst is er de aanbods sector in het toeirsme, die de toerist ‘leidt’ naar zekere bestemmingen. Dat kan dan door een Tour Operator zijn of via een reisgids, die toevallig aangeeft dat er in dat dorpje zo’n leuk kerkje is. Een belangrijk element wat altijd in de gaten gehouden moet worden is, dat de toerist (in de meeste gevallen) de streek niet kent waar hij naartoe gaat. Dat betekent, dat de toerist afhankelijk is van de verschillende informatie bronnen. De toegang tot deze bronnen is doorgaans vanuit het land van herkomst van de toerist (ook vanwege de taal). Welke invloed heeft een PB op de informatie die de toerist krijgt in zijn eigen taal? De praktijk leert, dat de bestemming in het algemeen en een PB in het bijzonder heel weinig informatie aanlevert. De toerist bezoekt dus een zone, zich baserend op informatie en verwachtingen, die in zijn thuisland gecreeërd waren en waarop een PB weinig invloed gehad heeft. Als we kijken naar de vele reisgidsen die over landen geschreven zijn (we denken dan aan Lonely Planet en de vele varianten ervan), dan zien we, dat de auteurs van westerse afkomst zijn en niet behoren tot de PB van het land of streek waarover zij schrijven. Sterker nog, in dit soort reisgidsen wordt doorgaans gesproken over “zij” en “hen” met verwijzing naar de PB. Dit kan dan weer makkelijk tot gevolg hebben, dat de verwachtingspatronen van de PB zelf dan niet goed ingesteld zijn. Een PB weet niet goed wat men van het toerisme en de toeristen kan verwachten en de informatie hiervoor is vaak “tweede hands”, oftewel via lokale bronnen, die ook weer indirect geinformeerd zijn. Voor de PB of onderdeel ervan, die een passieve of geen deelname in het toerisme heeft, moet dit duidelijk zijn. Voor het deel van een PB dat wel actief deelneemt, is het toch moeilijk te weten hoe de hele machinerie werkt, waardoor een toerist hun kant uitkomt. Van de toeristen die komen weet de actieve PB ook vaak niets – of het moest de nationaliteit zijn, waardoor men al makkelijk in cliche’s blijft hangen zoals dat Amerikanen zo rumoerig zijn of Hollanders zo zuinig. Wat een PB betreft kan er eigenlijk niet van een duurzame toeristische ontwikkeling gesproken worden, indien deze PB er weinig of geen invloed op heeft. Nog een barrière dus voor het contact tussen toerist en PB, en ook vanuit andere invalshoeken blijven er meer hindernissen opduiken – het houdt maar niet op.
Door gebrek aan voldoende informatie over de toerist, wat hij wil en wat hij zoekt, vult vaak een PB dit gat zelf in door naar eigen idee zaken aan te bieden, waarvan men denkt dat toeristen het wel leuk zullen vinden. Logisch als deze reactie ook moge zijn, is er echter een grote kans dat de verwachtingspatronen van de toerist heel anders zijn dan de mensen van de PB denken, en dit leidt nog wel eens tot grote misverstanden, zoals het hebben van dieren in kooien bij restaurants of souvenirs winkels, omdat het zo leuk voor de toeristen is om een foto van dat dier te maken. Daarnaast heeft ook een PB zo zijn vooroordelen, en de plaatselijke mensen denken nog wel eens dat alle toeristen rijk zijn, en hebben de neiging de prijzen omhoog te schroeven. Dit fenomeen kan duidelijk waargenomen worden met betrekking tot PB groepen met hechte socioculturele structuur, maar bij de gemengde PB kan men zien dat er een veel breder toeristisch aanbod is – ook wat ‘low-budget’ betreft. Het is ook wel begrijpelijk dat toeristen rijk geacht worden, daar zij doorgaans in luxueuze touringcoaches aankomen, terwijl de PB in vele gevallen een oude rammelbus moet gebruiken voor hun openbaar vervoer.
Restaurants in het algemeen vormen een interessant ontmoetingpunt tussen toerist en PB, en niet alleen op persoonlijk niveau, maar ook vanuit een cultureel perspectief. Een plaatselijke bevolking als ook de eigenaars van toeristische attracties (die niet onder de term PB hoeven te vallen) proberen het de toerist naar de zin te maken, maar begrijpen, dat ze ook wat autochtoons moeten handhaven om de opname van BelCal door de toerist mogelijk te maken. De maaltijden die een toerist kiest geven vaak deze tweeslachtigheid aan: de toerist wil aan de ene kant iets nieuws zoeken en een nieuwe ervaring hebben, maar aan de andere kant niet al te nieuw want dan valt het buiten de referentiekaders van de toerist en wordt het eng. Het eten dat men de toerist serveert laat de tweeslachtigheid duidelijk zien: internationale gerechten met een plaatselijk geurtje eraan, in Mexico wat minder scherp, in India wat minder curry of in Egypte met een bordje friet erbij. Echter speelt zich ook een ander fenomeen af wat eetgewoontes betreft. De wil van de plaatselijke restaurateurs om het de toerist naar de zin te maken gaat zo ver, dat er meer westers gekookt wordt. Een voorbeeld hiervan is de rol van de aardappel in het (westers) toerisme. In vele delen van de wereld wordt de aardappel als groente behandeld en wordt – al dan niet in een sausje of gemengd met andere groentes – geserveerd naast rijst bijvoorbeeld. Echter onder invloed van de westerse toerist wordt de aardappel nu eerder als basis voor een maaltijd gebruikt (als patat friet of puree) en valt de rijst weg. De verandering van deze gewoonte begint vervolgens ook de kop op te steken bij de PB thuis, waardoor ook daar een verandering van het dieet op kan gaan treden. Dat is allemaal goed en wel, maar voor de inhoud van de ontmoeting tussen toerist en mensen van een PB worden de ideeën die men van elkaar heeft er niet duidelijker op.
En over restaurants gesproken: er zijn ook gevallen, dat de toerist denkt een PB te ontmoeten, maar in wezen is de vriendelijke ober net zo min onderdeel van de PB als de toerist, en wat de toerist als typisch van de zone geserveerd krijgt, zal nooit op tafel bij de PB thuis verschijnen. Met andere woorden wordt de toerist een vals beeld voorgeschoteld, gebaseerd op wat men denkt dat de toerist graag wil zien – zaken “waar de toeristen voor gaan”. Dit komt uiteraard veel voor in gebieden waar de PB nauwelijks enige rol speelt in het toeristisch gebeuren en in bovenstaande tekst hebben we al eens genoemd, dat georganiseerde ‘shows’ door een PB het probleem moet opvangen dat toeristen op zijn minst iets aan BelCal opnemen.
Om het onderwerp van de restaurants verder af te maken, kunnen we ook het fenomeen noemen van het wegrestaurant, spoorweg restauratie of op vliegvelden, waarbij het daar werkend personeel de hele dag een eindeloze stoet reizigers voorbij ziet trekken, die zij naar alle waarschijnlijkheid nooit meer terug zullen zien. Een ‘persoonlijke’ bediening is zinloos. Het personeel kruipt merkbaar in het eigen wereldje terug en toont weinig interesse in contact. Een gewoon restaurant echter zou er hard aan werken om een vaste clientele op te bouwen en aanbevolen te worden, maar in de reiswereld waar men elke dag duizenden mensen ziet passeren, toont het plaatselijke personeel weinig interesse in het menselijke, of het moesten de colega’s zijn.

De plaatselijke markt als ontmoetingspunt tussen plaatselijke bevolking en toeristen. Vaak zijn alleen het afdingen, het wisselgeld of een glimlach de enige contacten.
In het toerisme onder een PB kunnen we hetzelfde fenomeen zien: een eindeloze stoet toeristen die men nooit meer terug zal zien. Wat voor persoonlijke interesse kan een PB dan in de toerist hebben? Lokale markten zijn ook zo’n voorbeeld, waar de PB als verkopers optreden, en de hele dag maar vreemde gezichten voorbij zien stromen.
Wat aan het begin van dit artikel werd aangekondigd als de “ontmoeting” tussen toerist en PB en als belangrijk element voor duurzame toeristische ontwikkeling, wordt langzamerhand terug gebracht tot een groot terrein van wederzijds onbegrip.
Denkend aan onze dromen van volkeren die via het toerisme eindelijk elkaar ontmoeten – beeld van Micheangelo: topje van twee vingers die elkaar net raken – worden we geconfrontreerd met werkelijkheden die wel zo gescheiden zijn, dat wat de doelen van een duurzame ontwikkeling in het toerisme betreft ons het gevoel bekruipt dat er nog veel te overbruggen valt. Zijn de werkelijkheden echt zover uit elkaar gedreven? En hebben we dan geen globalisatie? Of drijven we juist verder van elkaar weg?
Plaatselijk ontmoet Plaatselijk
Voordat we een commentaar leveren op deze gecompliceerde vragen, moet er eerst een aspect genoemd worden, wat de zaak in een ander licht zet. Tot nu toe hebben we het gehad over het toerisme vanuit het buitenland, gekeken vanuit het oogpunt van een PB. Echter moeten wij ook onze blik laten schijnen over het binnenlands toerisme. In principe is deze toeristische beweging niet zo makkelijk te definiëren, daar als mensen familieleden in een andere stad of dorp opzoeken, we dit niet onder toerisme rekenen, maar die scheidslijn kan niet altijd even duidelijk zijn. Het gaat dus om mensen die echt met vakantie gaan in de zin van BelCal willen opnemen, oftewel die consumenten zijn. Daarnaast moeten deze mensen uit een duidelijk andere streek van het land komen, want anders zouden we het weer eigenlijk geen toerisme noemen. Het populairste voorbeeld van binnenlands toerisme is het strand toerisme en dan denken we vooral aan de toeristische trek vanuit grote steden naar het strand. De binnenlandse toerist heeft dus al direct het voordeel van de taal, die de PB ook spreekt (al hoewel niet noodzakelijkerwijs). Ook wat informatie voorziening betreft nemen we aan dat de kanalen wat korter en directer zijn en zou men van beide kanten – PB en lokale toerist – wel moeten weten wat er verwacht kan worden. Ook hier moet een PB erop letten, dat het om toeristen gaat die iets anders zoeken, dan wat hun thuis omgeving biedt, en dat er dus ook iets anders geboden wordt, in die zin, dat plaatselijke gewoontes, gerechten en wat dies meer zij gehandhaafd zouden moeten blijven onder de PB. Wel is er een grote kans dat het binnenlands toerisme ook een meer ego-centrisch toerisme met zich meebrengt, zeker in het geval van strand bestemmingen. De onmoeting van binnenlandse toeristen met een PB heeft dus al een behoorlijk andere ondergrond dan in het geval van het internationale toerisme.
De drempel vergeleken met het ‘vreemde’ en ‘onverwachte’ van het internationale toerisme is veel lager. De binnenlandse toerist achten we dus minder avontuurlijk te zijn en het weg-zijn uit de thuis omgeving speelt een grote rol. Deze toerist wil dus wat anders, maar binnen zijn eigen landsgrenzen weet hij, dat zaken maar een beetje anders kunnen zijn. Natuurlijk zijn er voorbeelden van grote landen met verre uithoeken: de Amazone kan een even groot avontuur zijn voor mensen uit Rio als uit Rome, maar dat doet geen afbreuk aan de hoofdlijn van dit betoog. Ontspanning staat in vele gevallen centraal en dat betekent dat de PB allerlei grotere of kleinere activiteiten ontwikkelt om de binnenlandse toerist bezig te houden: kermis, circus, theater, disco’s etc. Dit betekent, dat in het overgrote deel van de gevallen de bestemming voor de toerist alleen als decor fungeert: zijn amusement staat verder centraal en zijn BelCal opname is gericht op opname van sociale en lichamelijke ervaringen onder andere.
Andere interessante punten zijn, dat de PB minder vooroordelen heeft bij de binnenlandse toerist, daar er meer bekendheid is. Een PB denkt ook niet zo makkelijk dat de binnenlandse toerist rijk is – vaak integendeel: de klacht is dat de binnenlandse toerist juist niet veel geld te besteden heeft. Reserveringen, informatie voorziening en vervoer zijn onderdelen, waar bij het binnenlands toerisme minder inmenging heeft van de toeristen industrie en de lokale toerist is ook niet zozeer van een toeristen industrie afhankelijk. Het reizen in je eigen land is eenvoudiger en de meeste mensen regelen dit zelf. Ook is er bij dit soort toerisme meer klantenbinding, daar juist bij het binnenlands toerisme de toerist naar dezelfde plaats terug neigt te gaan en ook het feit dat een hotel of restaurant een zekere faam heeft, helpt de klandizie aanzienlijk. Service niveau’s zouden dus ook goed moeten zijn, en niet zo onpersoonlijk, zoals dat bij het internationaal toerisme nog wel eens het geval is.
Bij het binnenlands toerisme kunnen we nog een interessant punt observeren: er zijn meer mogelijkheden voor een groter deel van een PB om actief deel te nemen in het toerisme. De directe toegankelijkheid tot informatie over het toerisme in de streek van herkomst van de lokale toerist en directer contact met hen en een uitgebreidere ‘low-budget’ toerisme maken het mogelijk voor veel meer mensen in dit soort toerisme deel te nemen. Kleinschaligere investeringen komen daardoor regelmatiger voor en de zaak hoeft niet alleen van grote investeerders afhankelijk te zijn.
Veel problemen die uit de ontmoeting tussen (buitenlandse) toeristen en PB naar boven gerezen waren, blijken in veel mindere mate op te gaan voor het lokale toerisme. Uiteraard zijn bovenstaande observaties over het binnenlands toerisme van het grootste belang, vooral daar we eigenlijk het begrip binnenlands toerisme iets kunnen uitbreiden, en ook buurlanden erbij kunnen betrekken, daar in vele gevallen er een redelijk contact is tussen buurlanden, men vrij veel van elkaar weet, de toerist zelf makkelijker dingen kan regelen, oftewel de toeristishce aanbods sector een bescheidener rol speelt. Ook het soort toerist uit buurlanden komt meer overeen met de binnenlandse toerist dan de (westerse) internationale reiziger.
Het toerisme is te veelzijdig om het bij een simpele tweedeling te houden: internationaal toerisme versus binnenlands toerisme. Er zijn eindeloos veel varianten en mengvormen op dit thema. Echter door twee uiterste te tonen wordt er toch licht geworpen over onze vraag over duurzaam toerisme en de rol van de ontmoeting tussen toerist en PB daarin. Het een en ander kan duidelijker gemaakt worden als we kijken naar twee badplaatsen in Latijns Amerika: Mar del Plata in Argentinië en Cancún in México. De eerste is als strand bestemming voor de bevolking van Buenos Aires ontwikkeld en de tweede voor het internationale toerisme in eerste instantie. De eerste heeft een sterke deelname van plaatselijke bevolking op allerlei niveau’s, de tweede kent nauwelijks enige echte of originele plaatselijke bevolking meer en zover die nog in die zone mocht zijn, neemt verder geen deel aan het toeristisch gebeuren. Met andere woorden wordt in Cancún het toerisme gemanaged door internationale investeerders en lokale immigranten. Mar del Plata biedt allereerst vertier voor de Argentijnen door de Argentijnen, en daardoor is de toeristische ontwikkeling veel meer gestuurd door plaatselijke initiatieven. De ontmoeting in Cancún tussen toeristen en wat plaatselijke bevolking lijkt, lijdt verder aan alle gebreken zoals boven omschreven. In Mar del Plata kan een klein hotelletje een advertentie in een landelijke krant plaatsen, twee regels is genoeg, en dan weet de lezer wel zo ongeveer wat voor soort hoteletje hij kan verwachten. In Cancún hebben hotels hun enorme websites, die er allemaal even mooi uit zien, maar verder geheel niets zeggend zijn.
Wie er achter de ontmoeting zitten
Het moge duidelijk zijn dat er twee extremen zijn en hoe die werken. Denkend aan een duurzame toeristische ontwikkeling biedt de optie van het binnenlandse toerisme (met deelname van buurlanden) een veel duidelijkere en manupuleerbare toekomst voor een PB. Echter houdt het debat hiermee niet op. Het internationale en vooral intercontinentale toerisme heeft een enorme vlucht genomen en dit geldt ook zeker voor de vakanties naar verre bestemmingen.
Hierboven is er al een paar keer gewag gemaakt van het feit, dat de aanbods sector in het toerisme een belangrijke leverancier van informatie is, en dat de toerist daar voor een vrij groot deel op moet steunen. Die informatie voorziening betreft niet alleen de feitjes en weetjes van een land of speciefieke bestemming (vanuit het aanbods oogpunt), maar ook het richting geven bij informatie voorziening naar bepaalde bestemmingen toe. Dit heeft dan te maken met de de uitgebreidheid van wat we de aanbods sector noemen, en dat kan Tour Operators omvatten, plaatselijke reisbureau’s op de plaats van bestemming als ook in het land van herkomst; het kan luchtvaartmaatschappijen betreffen, treinen en buslijnen, uitgevers van reisgidsen, verzekerings maatschappijen etc. Er zijn vele acteurs in dit spel die allemaal op zekere wijze hun invloed uitoefenen op de vakantiekeuze van een toerist, maar ook op de informatie voorziening en uitvoering van zijn reis. De toerist wordt dus in hoge mate beinvloed. De aanbods sector in zijn geheel onderzoekt de markt van de toeristen en stelt vast wat voor soort vakanties in de mode zijn, en wat er het best de toerist geboden kan worden. De aanbods sector kijkt wat voor soort ervaring de toerist zoekt en op welke markt. Strandvakanties, aventurenvakanties, wandeltochten, in groepen of individueel zijn allemaal markten waar touroperators, reisbureau’s of internet bedrijven zich op richten. In sommige gevallen moet het gewenste product (Belbron) dat men verkopen wil nog gecreeërd worden. Dit vormt één van de vele schakels die de aanbods sector met de toeristische Belbronnen verbindt: het sturen van het ontwikkelen van toeristische producten. Dit gebeurt op twee niveau’s: aan de ene kant door direct contact met een PB of soms met plaatselijke project ontwikkelaars en de andere mogelijkheid is, dat de aanbods sector het ontwikkelen van projecten zelf ter hand neemt. Er zijn vele strandbestemmingen bijvoorbeeld, die door internationale hotel ketens gedomineerd worden.
Vele instanties van de aanbods sector hebben een duidelijk idee over het soort ervaringen wat aangeboden moet worden en proberen met de mensen van de Belbronnen samen te werken om die mogelijke opname van BelCal te creeëren. Dit kan grote infrastructuren betreffen (thermale baden of ski slopes), maar dit geldt ook op kleinere schaal. Bij dit laatste kan ook gedacht worden aan het culturele aanbod en de mogelijke BelCal opname wordt dan aangeboden door middel van shows, dans presentaties, paradas van typische voertuigen, bijvoorbeeld. Vanuit de toeristenindustrie, maar meer nog van de kant van de Belbronnen (maar dan wel degenen die niet tot een PB behoren), worden er ook initiatieven genomen die de PB bij het toerisme moet betrekken. Het bezoeken van plaatselijke schooltjes hoort hierbij met het doneren van pennen en potloden. Een andere kans die een toerist soms krijgt aangeboden is – tegen betaling – een maaltijd bij plaatselijke mensen thuis. Dit is het soort binnengluren, waar men van hoopt, dat de toerist een ervaring rijker wordt – misschien de PB ook, alhoewel dat niet duidelijk ligt. Een andere wijze om de toerist iets plaatselijks te kunnen tonen is het inhuren van bandjes en dansgroepen door hotels. Al deze initiatieven komen voort uit de aanbods sector en voor een deel van de toeristisch product kant, maar dan niet die kant waar de PB deelneemt. Waarom deze stelligheid? De basis concepten, waar vooral de aanbods sector mee werkt, is het inspelen op de vooroordelen van een toerist en ook op de toeristen waar de ego-centrische kant gedurende de vakantie prevaleert. De aanbods sector weet wat de toerist wil, terwijl een PB dit doorgaans niet weet en daardoor van de adviezen van de aanbods sector of hun vertegenwoordigers (lokale agent) afhankelijk is. De aanbods sector voelt aan dat de touristen een zekere ervaring wil hebben (die in de mode is) en bestaand aanbod (Belbronnen) moeten daartoe aangepast worden. Dit kan tot de situatie lijden waarbij er een gat valt tussen de beloftes van de aanbods sector en de werkelijkheid van wat Hoofd en Neven Belbronnen aan mogelijk ervaringen kunnen produceren.
Uiteraard veranderen de maatstaven als we naar het meer idealistische deel van de vakantiegangers kijken, die geacht worden iets te willen leren van de ontmoeting van een PB. Het belang van dit punt is, dat het erom draait om in te zien welke werkelijkheid een toerist wil zien. Een toerist laat zich weliswaar leiden door wat hem voorgespiegeld wordt, er blijft het punt, dat een toerist ziet wat hij wil zien of wat hij kan zien binnen zijn eigen referentie kaders. Interessant is hierbij te observeren, dat precies hetzelfde geldt voor een PB. De één valt alleen de kakelbonte hempjes, korte broeken en rare petjes van de toerist op, de ander de dure huurauto waarmee de toerist komt voorrijden, de derde ziet slechts een rumoerig en arrogant stel vakantiegangers, terwijl een vierde geïntrigeerd is en contact zoekt.

Omgekeerd toerisme: de plaatselijke mensen nemen een foto van een toerist met de kinderen van de plaatselijke vader ernaast.
Hier moet bij vermeld worden, dat er wel degelijk een fenomeen bestaat, dat we kunnen aanduiden als omgekeerd toerisme: de toerist wordt zelf een BelCal bron voor de PB. De plaatselijke mensen komen naar buiten om die (rare?) toeristen te zien en vinden dat een heel spektakel. De toerist wil zich soms met iemand van een PB laten fotograferen, maar het tegenovergestelde kan zich ook voor doen. Een laatste opmerking in dit segment is, dat vaak de iets hoger ontwikkelde mensen van een PB het leuk vinden contact met de toerist te zoeken, hun Engels te oefenen, of om gewoon een ervaring op te doen.
De duurzaamheid van de ontmoeting
Vanuit het oogpunt van een duurzame ontwikkeling, zijn er verschillende factoren, die de deelname van een PB bemoeilijken. Zoals wij gezien hebben is de toerist doorgaans zelf daar niet klaar voor en verder heeft ook de aanbods sector er een hand in, dat van die ontmoeting van mens-tot-mens weinig terecht komt. De PB heerst voor een groot deel in onzekerheid wat het internationale toerisme aangaat en heeft weinig of geen controle over de Hoofd en Neven Belbronnen. Inkomsten die door toerisme gegenereerd worden, bereiken slechts maar heel gedeeltelijk de PB, wat niet echt motiverend werkt. Echter ervaart de PB wel alle mogelijke nadelen van het toerisme: vervuiling, “import” van mensen in die zone, hogere prijzen, watergebrek, etc. Daar kan tegenover staan dat een lokale infrastructuur verbeterd wordt: betere wegen, klinieken, brandweer, scholen, banken etc. Dit zijn uiterlijke zaken, die ongetwijfeld welkom zijn, maar waarop een PB zelf zo goed als geen invloed heeft. Wat duurzaamheid betreft speelt de ontmoeting tussen PB en internationale toerist eigenlijk (nog) geen rol. Toeristen bezoeken Hoofd en neven Belbronnen en worden zijn met het personeel aldaar geconfrontreerd, waarvan we aannemen dat een deel ervan onder het begrip Plaatselijke Bevolking valt, hoewel dit lang niet altijd het geval is. Een andere figuur is dat plaatselijke mensen worden opgeleid als gids. zodat op die manier zij een inkomen uit het toerisme kunnen halen en ook aan toeristen iets van zich zelf en eigen cultuur kunnen laten zien. In het geval van de Gedeelde Belbronnen is er veel meer contact met een PB. Openbaar vervoer, supermarkten, parken of pleinen vormen interessante ontmoetings plaatsen voor toeristen als ook de plaatselijke bevolking. Tot op welke hoogte zij met elkaar in contact komen hangt erg af van de taal en culturele barrieres. Vele toeristen zitten graag buiten (met of zonder plaatselijk kopje koffie of drankje) naar het straat leven te kijken. Plotseling struikelt er iemand, een toerist snelt toe om te helpen en op dat moment kan zich tussen twee mensen van verschillende continenten een (korte) ontmoeting plaats vinden. De mogelijkheid te hebben plaatselijke mensen te observeren is een geheel geldige bron voor BelCal opname en moet ook als zodanig gezien worden. Dit type Belbron vinden we vooral in de steden, alhoewel in dorpen dit ook kan voorkomen. Belangrijk in dit geval is dat de toerist de mogelijkheid hiertoe krijgt, wat weer voor een deel afhangt van de aanbods sector in het geval de toerist een vakantie arrangement boekt. Reis gidsen zouden ook meer op dit soort Belbronnen moeten concentreren, daar deze bronnen een grotere kans creeëren op een mogelijke echte ontmoeting tussen PB en toeristen. Door de Gedeelde Belbronnen heeft een PB de kans eigen producten diensten aan toeristen aan te bieden. We moeten dan wel realiseren, dat er een zekere beperking bestaat wat de capaciteit betreft. Een klein dorp van 300 zielen waar duizenden toeristen komen kan onder enrnstige gevolgen op het socio-culturele leven lijden. Er zijn vele dorpen en plaatsen in de wereld die gedurende het toeristisch hoogseizoen in buitenlandse steden veranderen (strand bestemmingen!), en als de storm vorbij weer terug keren naar hun dagelijkse routien van het leven.
De werkelijkheid van dit dagelijks leven, zoals het werk op het land of in bedrijven, het bezoek aan tempel of kerk, als ook het trouwen en kinderen krijgen houdt men voor zichzelf en deelt men niet met vreemden. De betekenis van de zon en maan in het leven en de symbolen, waarmee men zich omringt, vormen allen een vitaal onderdeel van een gemeenschap en van die gemeenschap alleen.
De concepten van duurzaamheid, geïnspireerd door het behoud van onze planeet, het welzijn van de mens en de economische ontwikkeling ervan, zijn nog steeds van toepassing als wij naar de ontmoeting van PB en toerist kijken, maar het menselijke, de cultuur en alles wat ons dierbaar is, liggen op een veel breder vlak – die liggen in de geschiedenis verankerd.
De manier waarop een gemeenschap met het milieu en de natuur omgaat is doorgaans heel anders dan een toerist zelf gewend is. Het solidariteits gevoel van een bevolking met elkaar en hun mileu kan veranderen onder de invloed van de aanwezegheid van toeristen en vooral wanneer er veel te veel van zijn. Dan kan een PB gedeeltelijk deze solidariteit gaan inruilen voor grotere financiële inkomsten onder druk van het toerisme en investerings projecten. Het begrijpen van hoe iedere gemeenschap zich opsteld wat hun milieu betreft en het respecteren van hun solidariteit vormt een belngrijk onderdeel van een duurzame ontwikkeling.
We keren terug naar het beeld van een vrouw met een emmer water op haar hoofd, die met zacht wiegende stap voortschrijdt. De flits van een camera doet haar even aarzelen, maar ze hervindt haar stap snel. De toerist keert zich tevreden om. Zal hij ooit beseffen, hoe de schaarste van water het leven beinvloedt?
Deze website is niet commercieel en genereert geen inkomsten; daarom wordt het op prijs gesteld, wanneer diegenen die de inhoud ervan actief gebruiken (werkzaam in het toerisme, studenten en academici) een vrijwillige donatie maken – klein en symbolisch als die ook mag zijn – door op de DONATE toets te drukken (Paypal systeem) onderaan deze pagina
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
…
Geef een reactie
De Vakantie
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
De Vakantie
Wij zetten de toerist centraal in het toeristisch gebeuren en bij de opbouw van de hele vakantie die een toerist heeft, gaan wij ook daar weer van uit. Wanneer we het woord “vakantie” gebruiken, denken we dus juist aan de toerist en de manieren, waarop hij het een en ander beleeft. In die zin kunnen we ons afvragen in hoeverre ‘toerisme‘ en ‘vakantie’ inderdaad verschillende begrippen zijn. Wel kunnen we hier al over loslaten, dat de ‘vakantie’ eigenlijk ‘toerisme’ is, maar dan gezien door de bril van de toerist.
Het hoogtepunt van de vakantie is omschreven als het beleven, met andere woorden de opname via de zintuigen van de zogenaamde belevings calorieën (BelCal), die daarna door de toerist tot een ervaring verwerkt worden. Deze opname van BelCal komt uit de zogenaamde belevingsbronnen (Belbron); toeristische attracties vallen hier onder. Op dit punt moet er wel duidelijk gemaakt worden, dat toeristen allerlei zaken beleven en dat vele van deze belevingen en hun resulterende ervaringen niet noodzakelijkerwijs uit toeristische attracties hoeven te komen. In elke omgeving die anders is dan de thuis omgeving (een gegeven in het toerisme), valt er overal wel wat te zien, te ruiken of, anders gezegd: dingen vallen op. Het toeristisch beleven betreft dus ook de omgeving, een plaatselijke bevolking, de kleuren van hun huizen of de geuren van gerechten. Wij kunnen dus alle belevingen en ervaringen verdelen in degene, die het resultaat zijn van een van tevoren geplande toeristische attractie (museum, canopy tour, skibaan bijv.) of door toevallige omstandigheden, zoals een landschap, een plaatselijke religieuze bijeenkomst of ook de mindere leuke, zoals een ongeluk of overstroming.
Er zijn dus bronnen, die alleen voor de toerist aangelegd zijn en andere, die deel uitmaken van het dagelijkse leven van een bevolking, zonder dat daarbij eigenlijk aan toerisme gedacht wordt.
Belevings Bronnen
Het beleven moge dan het kernpunt zijn, waarom een vakantie draait, het beperkt zich echter niet alleen tot de toeristische attracties en hun omgeving. Voor dat men bij een plaats komt, waar BelCal opgenomen kunnen worden – een zogenaamde Belevings Bron (Belbron) -, is er al een heel verhaal aan vooraf gegaan. In de zone van een Belbron overnacht men doorgaans en men maakt ook gebruik van een wegennet, restaurants of souvenirs winkeltjes. Deze hele infrastructuur, die in principe vooraf gaat aan de beleving van een specifieke Belbron, vormt een deel van die beleving. De hoofdbelbron is dan de reden, waarom een toerist naar die bestemming toe wilde gaan, oftewel het is de mogelijke ervaring, die de toerist oorspronkelijk zocht. Er zijn echter ook vele andere zaken waar een toerist van kan genieten buiten de hoofdbron om. Dit gebeurt door het creeëren van nevenbelbronnen naast de hoofdattractie, waar de toerist voor gekomen is. De toerist arriveert om een beroemde waterval te zien, maar tegelijkertijd kunnen de mensen rond deze belbron ook andere attracties creeëren. Daarnaast zijn er de dorpen, plaatselijke winkeltjes, een parkje, kerkje of tempel als potentiële Belbronnen. Er bevindt zich hier dus een scheiding tussen Belbronnen, die de reden vormen, waarvoor de toerist ergens naartoe gekomen is (de hoofdbron), en dan zijn er de Belbronnen, die los worden aangeboden als meerwaarde van een zone, en die BelBronnen, die onderweg voor het oprapen liggen en voor de toerist gratis BelCal opname kunnen betekenen, al naar gelang het hem uitkomt en wat hij onderweg tegenkomt. Wij noemen dit de Gedeelde Belbronnen, daar men deze deelt met de bevolking. Voor de toerist levert de BelCal opname al of niet een toeristische ervaring op, maar voor de bevolking vormt dezelfde bron ook opname van BelCal, maar de resulterende ervaringen zijn alledaagse als onderdeel van hun normale leven. Naast de drie genoemde Belbronnen is er nog een vierde soort, en dat betreft de bronnen, die geen echte toeristische infrastructuur erbij hebben en ook nooit voor toeristen uitgekozen zijn. Het kan een kudde schapen zijn die plotselin de weg oversteekt of men kan opeens een aardige ontmoeti9ng met mensen hebben. Wij noemen dit de toevallige Belbronnen, daar het de vraag is of de toerist ze kan vinden of niet. Ook de een ongeluk kan zo’n BelBron vormen.

Een Toevallige Belbron zoals deze koeien die opeens de weg oversteken kan de vakantie ervaring positief beinvloeden. Het geeft het gevoel van echt authentiek te zijn.
Daarnaast stuiten we op een ander element, dat van groot belang in het toerisme is, om niet te zeggen eigenlijk een van de basis elementen van het toerisme vormt: de informatie voorziening. Aangezien de toerist zich in een andere omgeving bevindt dan zijn thuis omgeving, moet hij zich wel van het een en ander op de hoogte stellen. Hij moet er achter zien te komen, waar de (voor hem) mooie plekjes zitten en waar de leuke hotelletjes liggen. Inherent in het toerisme is deze informatie voorziening. Geen betere bron dan ter plekke en in het land van de vakantiebestemming kan de toerist doorgaans veel informatie vinden en ook reserveringen maken voor vele zaken die hij daar wil ondernemen. Dit betreft wat wij de wat gedetailleerdere informatie voorziening noemen, want er is nog een andere, namelijk die, waarop de toerist zijn oorspronkelijke keuze van de vakantie bestemming baseert en daardoor anders van aanvoer is. Plaatselijke informatie voorziening kan ook op commerciële basis geschieden en de vele lokale Tour Operators geven daar duidelijk blijk van. Het betreft dan gerichte informatie om de toerist over te halen het een en ander van tevoren bij hen te boeken.
In het land van bestemming kunnen we duidelijk alle steunpilaren van het begrip vakantie zien: de Beleving – BelBronnen – infrastructuren – plaatselijk vervoer – plaatslijke informatie voorziening.
Bij dit laatste punt denken we dan ook aan het aanbod, en mogelijkerwijs ook de verkoop van arrangementen.Voordat de toerist zijn BelCal kan gaan opnemen bij een BelBron, moet hij eerst naar het land of streek (in eigen land) gereisd zijn, daar het opnemen van BelCal overal wel kan, maar dan niet noodzakelijkerwijs onder het hoofdje ‘toerisme’ valt.
Het transport in het algemeen vormt hierdoor een inherent onderdeel van het toerisme en de vakantie. Dit transport – vliegtuig, trein of eigen auto bijvoorbeeld – kan ook al BelBronnen opleveren en reizen is soms op zich al een hele belevenis, alhoewel men wel merkt, dat van de uiteindelijke transport ervaringen er niet zo veel blijven hangen; deze vluchtige BelCal inname wordt gerekend onder de ‘oppervlakkige’ ervaringen, die vaak weer even snel vergeten worden.
Overigens nu we het over het transport van het land van herkomst naar de bestemming hebben (wat ook binnen het eigen land kan liggen), dan doelen we daarmee uiteraard ook op de reis weer terug – een verplicht onderdeel van het toerisme, daar het verblijven op een bestemming voor langere termijn (of zelfs jaren) niet meer onder het hoofdje toerisme valt.
In het land of streek van herkomst van de toerist bemoeien zich allerlei instanties, organisaties en bedrijven zich met de toerist. De functie is tweeërlei: ten eerste is er een commerciële interesse en daarnaast is er de functie van informatie voorziening, die er op gericht is de (potentiële) toerist van een zekere bestemming te overtuigen of door gewoon informatie te verlenen, die men kan oppiken of niet.
Hierbij komen we op het punt van het waarom een toerist voor een zekere bestemming gekozen heeft. In het land van herkomst van de toerist speelt zich de hele ontwikkeling van de keuze van een vakantie bestemming af. Onderdeel van de vele keuzes die een toerist moet maken, voordat hij eindelijk rustig met vakantie kan, is de beslissing hoeveel hij van tevoren geregeld wil zien of dat hij er meer geïnteresseerd in is zoveel mogelijk zaken op de bestemming zelf te regelen. Deze zaken betreffen allereerst de BelBronnen, waar hij op uit is, de plaatselijke atmosfeer die hij verwacht en het soort infrastructuur, die hij het prettigst vindt.
Het toeristisch aanbod in het algemeen of alle zaken die men voor een vakantie van tevoren kan regelen, kunnen verdeeld worden afhankelijk van het feit, van wie dit komt. Dat kan vanuit de bestemming zelf zijn, vanuit het land van herkomst van de toerist of vanuit de toerist, die besluit zelf allerlei dingen te gaan regelen.
Schematisch gaat dit er zo uitzien:
Tabel 1
Wie wat kan regelen in het toerisme
|
Onderdeel |
Omschrijving |
1 |
Belevings bron |
1A. Speciaal aangelegd met infrastructuur |
|
|
1B. Reeds bestaand met infrastructuur |
|
|
1C. Reeds bestaand zonder infrastructuur |
|
|
1D. Alles wat de toerist deelt met een
Plaatselijke Bevolking |
2 |
Infrastructuur |
2A. Alles wat voor toeristen is aangelegd |
|
|
2B. Alles wat de toerist deelt met een
Plaatselijke Bevolking |
3 |
Transport |
3A. Vanaf het land van herkomst |
|
|
3B. In het land van bestemming en van te
voren gereserveerd |
|
|
3C. Openbaar vervoer of vervoer dat niet
van tevoren gereserveerd kan worden |
4 |
Informatie |
4A. Via bedrijven of organisaties |
|
|
4B. Via familieleden, kennissen, vrienden of
colega’s van de toerist |
5 |
Overige diensten |
5. Verzekeringen, credit cards, paspoorten |
De kolom met de B slaat op het aanbod vanuit het land van Bestemming, en dan denken we aan hotels, die deze services aanbieden, de attracties zelf of plaatselijke reisburo’s. De kolom met de letter H heeft betrekking op het land van Herkomst van de toerist en omhelst reisogranisties, ‘tour operators’ , reiswinkels etc. Tenslotte betekent de T de Toerist zelf, die uiteraard een actieve inbreng heeft in wat hij zelf kan doen.
Dit is een globaal overzicht van wat men van tevoren kan regelen in het toerisme. Voor het aanbod vanuit het land van herkomst van de toerist is het dus van groot belang dat toeristen services van tevoren gereserveerd kunnen worden. Daartoe neemt een Tour Operator of welke reisorganisatie dan ook contact op met het desbetreffende hotel, transport bedrijf of toeristische attractie om reserveringen te maken en te betalen. Alle diensten, die niet van tevoren gereserveerd kunnen worden, kunnen dus in principe niet door de reisorganisaties van het land van herkomst aangeboden worden. Dit is een belangrijke observatie, want dit aanbod omvat al die BelBronnen, die ‘toevallig’ zijn, of tot het dagelijkse leven van een plaatselijke bevolking behoren. Wat Tour Operators en reiswinkels dus aanbieden zijn doorgaans alleen de hoofdattracties. Dit geldt uiteraard ook voor de bestemming: de eigenaren van hotels of attracties bieden die aan en krijgen reserveringen binnen. Daarnaast zijn er ook vele diensten die niet van tevoren gereserveerd kunnen worden en de toerist zelf moet regelen. In dat geval maakt de toerist gebruik van bestaande infrastructuren, die ook door plaatselijke mensen benut worden; belangrijke karakteristiek hierbij is, dat als de toerist er niet geweest was, deze diensten precies eender uitgevoerd zouden worden.
Nummer 1A betreft belevingsbronnen, die speciaal voor de toerist zijn aangelegd, en we kunnen hier bijvoorbeeld aan Disney World denken. Zowel Disney zelf als reisorganisaties in het buitenland bieden dit aan de toerist aan. Nummer 1B omhelst belevings bronnen die al bestaan, maar verder voor het toerisme zijn ontwikkeld en van meer infrastuctuur voorzien. Een voorbeeld hiervan is een Nationaal Park, waar een pad of weg is aangelegd, er gidsen aanwezig zijn en een restaurant, bijvoorbeeld. Punt 1C betreft een afgelegen strand, zonder hotels er omheen en doorgaans moeilijk bereikbaar, of een oud dorpje, waar wat toeristische infrastructuur betreft verder niets is. De ‘toevallige’ BelBronnen vallen hieronder. Er is dus ook niet van een eenduidige eigenaar sprake. Bij nummer 1D denken wij aan een belangrijk onderdeel van het toerisme: al die zaken, die tot de dagelijkse omgeving van een plaatselijke bevolking horen en die niet direct iets met het toerisme te maken hebben. De geuren en kleuren van een plaats vallen hieronder als ook de culturele uitingen van een bevolking; al deze zaken hebben geen specifieke eigenaar en zouden ook bestaan zonder toeristen. Met andere woorden gaat het om een stuk aanbod, dat door de investeerders in toerisme niet aangeraakt wordt en wij aanduiden met ‘gedeelde’ BrlBronnen.
Wat infrastructuur betreft, maken we ook hier onderscheid tussen wat specifieke eigenaren heeft en gereserveerd kan worden (2A) en die zaken, die met een bevolking gedeeld worden (2B). Onder 2A vallen de hotels, souvenirs, zwembaden etc., terwijl bij nummer 2B we onder andere aan winkels in het algemeen, kerk, ziekenhuis of kliniek denken.
Op het gebied van het transport is er eerst het transport van het land of streek van herkomst van de toerist naar de bestemming (3A) toe. In de meeste van de gevallen gaat het om georganiseerd vervoer per bus, trein of vliegtuig. Dit kan gereserveerd worden en valt dus onder de aanbods kant in het land van herkomst. Natuurlijk kan de toerist ook zelf met zijn auto naar een vakantie bestemming rijden, in welks geval deze optie dus van hem is. Verder is er het vervoer binnen het land of streek van bestemming (3B) wat ook aangeboden kan worden door de reisorganisties in het land van herkomst en in dit geval ook in het land van bestemming. De optie van een huurauto betekent ook hier, dat dit doorgaans van tevoren gereserveerd wordt en valt dus onder die aanbods kant. De toerist kan dit ook geheel zelf regelen, maar dit komt relatief veel minder voor.
Dan is er het vervoer dat niet gereserveerd kan worden (3C), zoals het openbaar vervoer, fietsen, bootjes, etc. In bijna alle gevallen moet dit plaatselijk geregeld worden en zelden kan dit voor de toerist gedaan worden. De toerist moet het allemaal zelf doen, vandaar dat hij alleen bij de aanbod kant genoemd staat.
Informatie voorziening uit de ‘officiële’ sector, zoals reisorganisaties, regerings instanties of internet bedrijven zijn allemaal van groot belang en wordt op brede schaal aangeboden (4A). Echter kan de toerist ook uit eigen kring putten (4B) en zich door vrienden of familieleden laten informeren.
Tenslotte zijn er nog een aantal algemene diensten (5), zoals Credit Cards, reisverzekeringen, paspoorten of inentingen die door de verschillende autoriteiten of reisorganisaties in het land van herkomst worden aangeboden.
Resumerend kunnen we zien, dat de toerist vanuit zijn huis een aantal zaken relatief makkelijk kan regelen via reisorganisaties in zijn moederland; de hoofd en neven Belbronnen die onder 1A en 1B vallen, hotels en andere infrastructuren zoals vermeld onder 2A. Dan is er het transport naar de bestemming toe (3A) en indien noodzakelijk wat vervoer bij de bestemming (3B). Andere zaken zoals algemene informatie (4A) of een reisverzekering (5) kunnen ook dicht bij huis aangeschaft worden. Mocht de toerist meer willen, dan kan men via internet of fax alsnog direct contact opnemen met de mensen op de plaats van bestemming (1C, 2A, 3B). Daarnaast zijn er vele zaken, die de toerist ter plekke moet zien te doen, en die zien we onder de punten 1D, 2B, 3C en 4B.
Hiermee hebben we het algemene vakantieaanbod rond, waar het de algemene diensten betreft die door de verschillende partijen worden aangeboden en wie wat kan regelen. Belangrijke elementen zijn dus de verdelingen in het aanbod vanuit het land van herkomst en de bestemming of vanuit de toerist zelf. Dan zijn er de vereisten of iets wel gereserveerd kàn worden en ook of de BelBron een specifieke eigenaar heeft of niet. Het hele in elkaar grijpen van de netwerken van een toeristische infrastructuur, internationaal transport en reiswinkels in het land van herkomst is een heel ingewikkelde zaak, waar tientallen partijen bij betrokken zijn, die allen op een of andere manier met elkaar te maken hebben en uitmaken, wat wij in het algemeen “toerisme” noemen.
De nadruk op het aanbod is van belang, daar er zovele instanties zijn, die zich ermee bemoeien om vakantie arrangementen voor de toerist te regelen. Dit hele aanbod wordt soms zelfs betiteld met de toeristen industrie, wat een wat ongelukkige benaming is, want het betreft slechts het aanbod van potentiële ervaringen en deze industrie produceert verder niets. De toerist moet zelf zijn BelCal opnemen en kan zelf beslissen waar en wanneer hij dat wil doen. In die zin is de toerist dus een centrale spil in wat wij het toerisme noemen, die zijn keuzes maakt of hij zaken voor hem geregeld wil zien of dat hij dat zelf doet.
De Vakantie Cyclus
Tot nu toe werd het toerisme voorgesteld met als uitgangspunt de zaak waar het allemaal om gaat: de beleving. In figuur 1 echter, hebben wij een chronologische weergave van het hele proces gemaakt.
De toerist begint links boven, waar hij de eerste informatie inwint voor de keuze van zijn bestemming en wat hij daar wil doen. Dan gaat hij door naar links onder, waar hij over kan gaan op de aanschaf van een of meerdere vakantie arrangementen, als ook het transport er naartoe – indien hij dit niet zelf wil uitvoeren in zijn auto, bijvoorbeeld. Vervolgens komt de toerist op de plaats van bestemming aan (rechts onder), waar hij verdere informatie krijgt of kan inwinnen en waar hij ook zelf arrangementen kan inkopen of waar hij opgevangen wordt door de agent van de reisorganisatie, waar hij in zijn thuisland het een of andere arrangement gekocht had. Tenslotte komt het grote moment, waar hij zo rijkhalzend naar uitgekeken heeft: de beleving. Daartoe maakt hij eerst gebruik van de plaatselijke infrastructuur in de vorm van hotels, bijvoorbeeld.
Aan het einde van zijn vakantie moet de toerist weer naar huis, waar hij vol verhalen aankomt en op die manier een soort ‘feedback’ geeft tegenover familieleden, kennissen en collega’s en ook aan reisorganisaties, waar hij mogelijkwijs arrangementen geboekt had. Deze verhalen, gebaseerd op zijn eigen reiservaringen, dienen dan later weer als informatie bron voor andere potentiële reizigers, zodat zij op hun beurt dezelfde cyclus kunnen doorgaan.
Het moge duidelijk zijn, dat ieder lijntje dat vanuit de toerist getrokken is, een band aangeeft met een netwerk van personen en zaken. De sociale cirkels van de toerist zijn al in elkaar grijpende netwerken, zo ook de verkeersbureau’s, algemene informatie op internet of via TV programma’s of films. Het zijn allemaal netwerken, waar de toerist gebruik van maakt en waaraan hij ontrekt, wat hij nodig heeft.
Ook onderling zijn vele netwerken in elkaar verstrengeld. De Touroperator (‘wholesaler’) onderhoudt nauwe contacten met luchtvaartmaatschappijen, met plaatselijke agenten of direct met de toeristische infrastructuren. Reiswinkels vallen terug op de Tour Operators. De belevings bronnen leveren ook op hun manier weer materiaal voor TV-programma’s of anderzins. Met andere woorden vormt het toerisme een buitengewoon ingewikkelde samenstelling van contacten, en bijna ieder vakje van bovenstaande figuur is wel op een of andere wijze – direct of indirect – betrokken bij alle andere vakjes.
Daarnaast moet men beseffen, dat ieder vakje niet alleen een titel is, maar in wezen ook al weer een ingewikkelde groepen netwerken vertegenwoordigt. Het duidelijkst is dat bij het hoofdje “infrastructuur”, wat niet alleen hotels omvat met alle diensten die erbij horen, maar ook losse restaurants, souvenirs, winkels, wegen, die speciaal voor toeristen aangelegd zijn, transport naar het hotel en uiteraard al het personeel dat bij deze activiteiten betrokken is. Iedere dienst behoort weer tot een aantal netwerken. Hetzelfde geldt voor de belevings bronnen, die hun contacten op allerlei niveau’s hebben.
De toerist komt in aanraking met een enorm aantal netwerken en doorgaans is de toerist de laatste persoon, die zich daar bewust van is. Waarom zou hij? In vele gevallen is het contact met een netwerk niet bewust en ook in ons normale dagelijkse leven staan we voortdurend bloot aan een hele hoop netwerken van allerlei allooi. Er zijn echter ook gevallen in het toerisme, waarbij het betrokken raken in een netwerken opeens wel duidelijk wordt en dit is wanneer er iets mis gaat: een paspoort wordt verloren en op dat moment merkt de toerist, dat er allerlei netwerken aan het werk gaan: de lokale agent (indien er iets van tevoren geboekt is), consulaten, fotografen, etc. Er zijn ook gevallen, dat het betrokken raken in netwerken wel een bewuste keuze is. De toerist, die een vakantie arrangement koopt bestaande uit het vervoer naar de bestemming, plaatselijk vervoer, een aantal overnachtingen en het bezoek aan toeristische attracties, weet heel goed, dat hij in een netwerk van contacten verzijld geraakt is en dat op het moment, dat hij zijn arrangement betaalt (ook al weer een netwerk – dit keer financieel) er allerlei mail berichten of faxen de wereld overvliegen om het een en ander gereserveerd te krijgen. Vele communicatie middelen komen in beweging om ervoor te zorgen, dat alles klaar is voor de dag van vertrek van de toerist.
Het is dit ingewikkeld samenspel van hele reeksen netwerken, dat eigenlijk inhoudt geeft aan het begrip toerisme. Het zou iets te ver gaan uitgebreid in te gaan op wat een netwerk eigenlijk is. Het moge duidelijk zijn, dat iedere persoon, instantie, roerend of onroerend goed op een of andere wijze in contact staat met andere. De relatie tussen al deze identiteiten, zoals we ze kunnen noemen, kan zich op allerlei niveau´s afspelen en zijn daarbij ook onderhevig aan hun doelstelling of gerichtheid. Contacten kunnen fysiek zijn (geschreven, internet of gesproken, bijvoorbeeld) of van abstractere aard, zoals op cultureel niveau, in de vorm van beelden of op basis van socioculturele uitingen. Sommige netwerken hebben duidelijke aanwijsbare contacten met andere en kunnen zelfs hele reeksen vormen, zoals het geval is bij een hotel, dat bijvoorbeeld via een lokale agent verkoopt, die op zijn beurt zijn klanten via een reisorganisatie uit het buitenland ontvangt, die weer samenwerkt met een serie reiswinkels. Het in ‘serie’ schakelen van netwerken vormt op deze manier een basis van het toerisme. Sommige reeksen netwerken hebben een nauwe samenwerking, andere hebben slechts oppervlakkig contact. Het moge duidelijk zijn, dat deze reeksen netwerken een veel ruimere blik voorstaan op het toerisme, dan de wat beperktere kijk van de toerist zelf op zijn vakantie.
Een andere zaak, die niet uit het oog verloren mag worden is het feit, dat bij een groot deel van wat wij in al zijn algemeenheid met het woord toerisme aanduiden, het om zaken gaat, die buiten het toerisme om ook bestaan zouden hebben. Het toerisme maakt gebruik van bestaande infrastructuren, contacten of anderzins. Hotels, bijvoorbeeld, worden niet alleen voor het toerisme gebruikt, maar ook voor vele andere mensen, die echter niet onder het hoofdje toerisme vallen: zakenmensen, familie bezoekers, mensen, die een regio bezoeken vanuit hun overheids functie of betrokken zijn bij een universiteit, zijn allemaal voorbeelden hiervan. Vliegtuigen en treinen zijn andere voorbeelden van het feit dat er vele gebruikers van zijn, die niet onder de titel toerisme vallen. Daarnaast zijn er heel veel zaken waar toeristen van genieten, maar die buiten het toerisme staan, zoals elk straatbeeld of landschap (de Gedeelde Belbronnen).
We kunnen ons zelfs afvragen welke deel van een vakantie speciaal voor toeristen ontwikkeld is, en welk deel van de belevingen en ervaringen gebaseerd waren op toevallige BelBronnen, of bronnen, die toch al deel uitmaakten van een infrastructuur van een dorp of stad. We hebben dan allereerst te maken met het type vakantie. Wil men slechts een weekje aan het strand doorbrengen of een ingewikkelde rondreis door een of meerdere landen? Het weekje strand levert veel minder ervaringen op. Men gaat daar dan ook niet direct voor en zelfs het aantal BelBronnen buiten de toeristische attracties om zijn gering, of het zou de plaatselijke discotheek moeten zijn. We kunnen ook zeggen, dat dit soort vakanties niet zo intens zijn en een laag calorisch niveau hebben. Daar tegenover staan uiteraard de vakantie met een hoog BelCal potentieel. Avonturen vakantie en trektochten kunnen hieronder vallen, maar het geldt eigenlijk voor elke vakantie, waar dagelijks zones bezocht worden met een hoge belevingswaarde – dat wil zeggen, dat we het over plaatsen hebben, waar veel te doen is: hoofdBelbronnen, nevenBelbronnen, Gedeelde Belbronnen of met een grote kans op de Toevallige Belbronnen. Vanaf het moment, dat de toerist op staat, totdat hij naar bed gaat, is er wel wat te beleven – zoveel soms, dat hij aan het einde nodig aan vakantie toe is….
De toerist neemt dus, voordat hij zijn vakantiekeuze maakt, de beslissing over het niveau van BelCal opname. Als men natuurgebieden wil bezoeken, dan moet het duidelijk zijn, dat in de omringende infrastructuur er geen bruisend nachtleven te verwachten valt en men ‘s avonds doorgaans moe en voldaan met een goed boek nog wat ontspant. Sommige toeristen lezen veel gedurende hun vakantie, daar zij in hun eigen jachtige leven er niet aan toekomen, maar anderen willen nu juist niet lezen, want dat kunnen ze thuis ook wel. Er zijn toeristen, die graag bezig gehouden willen worden en zelf weining initiatief tonen, in welks geval een bestemming met veel nevenBelbronnen bij de infrastructuur een goede optie zou zijn, zodat de klant niet ver hoeft te gaan om vertier te vinden.
Er zijn ook vele toeristen, die hun vrijheid voorop stellen en het liefst elke dag willen beslissen, wat ze gaan doen. Uiteraard zal dit soort toeristen vrij weinig van tevoren boeken en zwaar leunen op plaatselijke informatie voorziening. Dit soort toeristen geven vaak niet zoveel om de hoofdBelbronnen, maar wel weer om de gedeelde en toevallige Belbronnen.
Afgezien van wat een toerist van tevoren bedenkt wat hij zou willen doen, is er ook het punt wat er in de werkelijkheid gedurende zijn vakantie gebeurt en in hoeverre dit overeenkomt met de verwachting. Heeft men alle belevingen gehad zoals verwacht? Zijn er voldoende BelCal opgenomen om tevreden op de vakantie terug te kunnen kijken? Belangrijk in dit opzicht vormen niet alleen de nevenBelbronnen, maar vooral de gedeelde en toevallige. Alleen de reis naar de bestemming toe levert al vele (vaak kleinere) belevinkjes op, alhoewel die van een oppervlakkig soort zijn en gebaseerd op vluchtige opnames, veel gezichten die men voorbij ziet flitsen of oppervlakkig zijn, omdat men het eigenlijk te druk heeft met te kijken of het wel de goede trein is of dat de “seatbelt is fastened”.
Naast de oppervlakkige Belbronnen is er de BelCal opname door het feit, dat men zich in een regio bevindt, die heel anders is dan de thuisomgeving (een gegeven van het toerisme). Gaat men naar een ‘all-in beach resort’, dan zal de opname van BelCal op grond van plaatselijke zaken veel minder zijn, dan wanneer men met een huurauto zelf door een land reist. In dit laatste geval zal opname van de gedeele Belbronnen of de toevallige hoog zijn – vaak zelfs een stuk hoger dan de ervaringswaarde van hoofd- en nevenbronnen. Het grootste deel van de dag bevindt deze toerist zich tussen de mensen van het land en in het landschap zelf – vandaar. De toerist die dit wil zal een bestemming uitzoeken met hoge gedeelde en toevallige BelCal waardes en uiteraard is de woestijn dan geen goed voorbeeld, maar een stad wel.
Daarnaast is er de mogelijkheid tot sociale ervaringen, die zo belangrijk zijn voor het uiteindelijke waarderings plaatje van een vakantie. Een geheel verregende vakantie kan alleen nog gered worden door de vriendschappen, die men onderweg gesloten heeft – vriendschappen met medereizigers (van eigen of andere nationaliteit) of met plaatselijke mensen. Sociale ervaringen hebben altijd de tendens meer indruk te maken door het communicatie element, wat in deze zin betekent, dat er niet alleen BelCal opgenomen worden, maar dat men ook een uitstoot heeft van reeds opgenomen BelCal (al of niet verwerkt tot een ervaring) tegenover andere mensen, hetgeen een wisselwerking in het leven roept en daarmee een uitwisseling.
Deze website is niet commercieel en genereert geen inkomsten; daarom wordt het op prijs gesteld, wanneer diegenen die de inhoud ervan actief gebruiken (werkzaam in het toerisme, studenten en academici) een vrijwillige donatie maken – klein en symbolisch als die ook mag zijn – door op de DONATE toets te drukken (Paypal systeem) onderaan deze pagina
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
…
Geef een reactie
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding.
Ik heb veel waardering voor dit artikel. Het is een positieve aanzet tot anders denken.
Wat het voor mij nog interessanter zou maken is aandacht voor de verhoudingen tussen toeristen met verschillende toeristische levensstijlen. Hoeveel mensen zijn op zoek naar daadwerkelijke authenticiteit en bereid echt contact te maken met de lokale bevolking? Hoeveel mensen voelen zich prima bij de namaakauthenticiteit van een volksdansshow en prefereren een toeristenrestaurant boven een authentiek restaurant? Hoeveel mensen hebben het volledig naar hun zin in een ‘real fake’ complex als Orange County in Kemer? En wat betekent dit voor de wenselijke toeristische ontwikkeling in een land?
Is inspelen op de hang naar authenticiteit te prefereren boven het ontwikkelen van een 100% voor toeristen gemaakt oord als Orange County of de luxere variant Club Med? Dat ongebreideld inspelen op de wensen van de risicomijdende toerist bij gebrek aan goed beleid kan leiden tot verdringing van de lokale bevolking en aantasting van de natuurlijke en culturele omgeving, behoeft geen betoog. Maar is het misschien toch een goed idee om toeristen zoveel mogelijk te binden aan het voor hen gecreëerde ‘vakantieparadijs’, zodat het gevaar van aantasting van de sociaal-culturele en natuurlijk omgeving wordt beperkt?
Kunnen lokale gemeenschappen in hun contact met naar authenticiteit zoekende toeristen de neiging weerstaan om uit economisch gewin over te gaan tot het bieden van ‘fake’ ervaringen van authenticiteit? En wat is dan authenticiteit? Is ontwikkeling daarmee niet strijdig?
Ik ben het volledig met eens met de stelling er aandacht moet zijn voor de niet-toeristische bronnen, zeker in het kader van duurzame toeristische ontwikkeling. Zowel in het belang van de bevolking, als in het belang van de groep toeristen die op zoek is naar een authenticiteit. Nu wordt soms ‘het kind met het waswater weggegooid’. Maar hoe ziet een goed beleid op dat punt eruit? Voldoende om over te discussiëren, lijkt me. Ik ben heel nieuwsgierig naar de mening van anderen.
Beste Marjolein
Dank voor je uitgebreide antwoord waar ik verder geheel achtersta. Eind october publiceer ik een artikel over New Age Tourism (zo’n beetje de tegenhanger van het resort toerisme waar jij op doelt) met enigszins een verdere uitleg over het postmodernisme, daar dit punt veel te maken heeft met het soort vakantie als simulatie of verbastering. Als je het goed vindt houd ik je hierover op de hoogte.
Verder ook mijn felicitaties over het Tourism Barter idee -zoals je zegt werkt dat alleen wanneer veel mensen mee doen. Ik wacht nog even af totdat je de technische problemen opgelost heb (helaas kan ik je daar niet mee helpen) en zal dan een aantal van mijn contacten aanschrijven.
Groeten,
Marinus
He, Marinus!
Wat een verhaal…. ik moet je eerlijk zeggen dat ik niet elke paragraaf gelezen heb, maar wel de grote lijn te pakken heb en ik me helemaal kan vinden in je betoog. Leuk om een keer een fles wijn op kapot te slaan.
Wij zijn ook dagelijks bezig met duurzaamheid. Duurzaamheid is een kwestie van DOEN! We gaan er nog wel eens rustig voor zitten.
Groeten! Ed